VIER LEIDERS VAN DE CUBAANSE REVOLUTIE

VIER LEIDERS VAN DE CUBAANSE REVOLUTIE

Fidel Castro, Che Guevara en Raúl Castro zijn zowat de enige echt overal bekende gezichten van de Cubaanse revolutie. Toch waren zij maar enkelen van een hele generatie van honderden jonge rebellen die mekaar vonden in de strijd tegen sociaal onrecht en politieke onderdrukking in de jaren 1950, op het hoogtepunt van de Koude Oorlog.
Die generatie slaagde er samen in om een massabeweging te leiden die eerst de bloedige dictatuur van Batista omverwierp en dan verder ging tot de onteigening van de grootgrondbezitters en de kapitalisten, in de eerste socialistische revolutie op het westelijk halfrond. Gedurende vele decennia vormden zij de ruggegraat van de Cubaanse revolutie.
In de voorbije maanden zijn vier van deze vooraanstaande militanten overleden. Freddy Tack, ondervoorzitter van de Vrienden van Cuba, schetst hieronder kort hun betekenis.

Faure Chomón Mediavilla. (Manatí 15/01/1929 – Havana 05/12/2019).

Faure Chomón bindt de strijd aan tegen Batista in de gelederen van het Revolutionair Directorium (de gewapende vleugel van de FEU – Federatie van de Universiteitsstudenten). Hij maakt deel uit van de groep van 50 man die een aanval uitvoeren op het Presidentieel Paleis, op 13/03/1957, aanval tijdens dewelke hij zwaar gekwetst raakte.
In 1958 neemt hij de leiding van de guerillagroep van het Revolutionair Directorium in de Sierra del Escambray, en zet zich onder het bevel van Che Guevara in het Front van Las Villas.
Na de overwinning wordt hij commandant in de FAR (Revolutionaire Strijdkrachten).
Hij fungeert als ambassadeur in de Sovjet-Unie, Ecuador en Vietnam, en daarna als minister van Communicatie en Transport.
Chomón was medestichter van de PCC (Communistische Partij van Cuba), lid van het Centraal Comité vanaf 1965, en lid van het secretariaat. Hij was tevens parlementslid vanaf 1976 (oprichting van de Asamblea Nacional van de Volksmacht).

Harry Villegas Tamayo – Pombo. (Yara, 10/05/1940 – Havana 29/12/2019).

Harry Villegas treedt op zijn 14 jaar in de revolutionaire strijd, in 1954, o.a. met sabotagedaden tegen de dictatuur. In 1958 trekt hij naar de Sierra Maestra en wordt opgenomen in het rebellenleger. Bij de vorming van de Colonne 8, onder bevel van Che Guevara, wordt hij een vertrouwensman van Che, die hem opneemt in zijn lijfwacht.
Hij blijft deze functie uitoefenen na de overwinning. In 1965 kiest Che hem als een van de deelnemers aan de guerillastrijd in Congo, waar hij zijn bijnaam « Pombo » krijgt.
In 1966 en 1967 maakt hij deel uit van de groep die met Che Guevara naar Bolivia trekt. Met enkele kameraden slaagt hij erin te ontsnappen aan de omsingeling door het Boliviaanse leger.
Na 1967 neemt hij terug zijn functies over in de FAR (Revolutionaire Strijdkrachten) en neemt deel als adviseur in de strijd in Angola en in Nicaragua.

Asela de los Santos Tamayo. (Santiago de Cuba, 10/09/1929 – Havana, 23/01/2020).

Asela de los Santos, grote vriendin van Vilma Espín, neemt deel aan de strijd tegen Batista in de provincie Oriente vanaf haar studententijd in 1952-1953. Als lid van de Beweging 26 Juli steunt zij het rebellenleger vanaf 1956 met de toevoer van manschappen, wapens, uniformen en geneesmiddelen. In 1958 doet ze verschillende reizen tussen Miami en Cuba om wapens over te brengen.
In augustus 1958 treedt zij toe tot het rebellenleger, in het 2e Front geleid door Raúl Castro, waar zij o.a. 400 scholen opricht en een eerste alfabetisatiecampagne start.
In 1960 sticht zij, samen met Vilma Espín, de FMC (Federatie van de Cubaanse Vrouwen) en wordt algemeen secretaris tot in 1966. Daarna gaat zij over naar het Ministerie van de Strijdkrachten, als verantwoordelijke voor de opleiding in de militaire scholen. 
In 1970 wordt zij verantwoordelijk voor de vorming van het onderwijspersoneel in het Ministerie van Onderwijs.
Asela was ook stichtend lid van de PCC en werd lid van het Centraal Comité voor drie mandaten.

Efigenio Ameijeiras Delgado. (Chaparra, 21/09/1931 – Havana, 09/02/2020).

Van in het begin neemt Efigenio Ameijeiras deel aan de acties tegen de dictatuur, en moet vluchten naar Mexico, waar hij zich bij de groep van Fidel en Raúl voegt. Hij ontscheepte met de Granma op 2 december 1956. Hij is een van de leden van de startgroep van het rebellenleger en neemt deel aan bijna alle acties van de guerilla.
Hij wordt commandant van de 6e Colonne “Juan Manuel Ameijeiras Delgado”, genoemd naar één van zijn broers vermoord tijdens de aanval op de Moncadakazerne in 1953. Nog twee andere broers vielen in de strijd tegen Batista. (Een hospitaal in Havana heet nu « Ziekenhuis Gebroeders Ameijeiras » naar deze drie revolutionairen.)
In 1958 wordt Efigenio Ameijeiras tweede in bevel van het 2e Front van het rebellenleger.
Op 3 januari 1959 wordt hij benoemd tot chef van de Nationale Revolutionaire Politie (PNR).
Hij speelt een belangrijke rol tijdens de gevechten tegen de huurlingen in de Varkensbaai in 1961, en wordt na de mislukte invasie benoemd tot Divisiegeneraal van de FAR.
In de FAR werd hij stafchef en Viceminister gelast met de voorbereiding tot de strijd. Hij maakte deel uit van het contingent Cubaanse militairen die internationalistische zendingen uitvoerden in Angola.
Hij was medestichter van de PCC en lid van het eerste Centraal Comité.
Hij was houder van een licentie geschiedenis van de Universiteit van Havana en publiceerde verschillende werken, getuigenissen, poëzie en fictie.

Reacties zijn gesloten.