Cuba schaft de CUC-munt af

Cuba schaft de CUC-munt af

Eenmaking van de munt – afbouw subsidies – nieuwe loonpolitiek

  1.  Inleiding Bevolking voorbereid + ongeruste reacties over prijsverhogingen

Op 1 januari start de Cubaanse overheid het proces van eenmaking van de munt. Al weken verschijnen in de Cubaanse media artikels die de bevolking informeren en voorbereiden.
De herschikking van de munt vormt slechts een onderdeel van een ruimer plan. Ook de subsidie voor basisproducten wordt afgebouwd en de hele loonpolitiek herdacht.  Het grote doel is de negatieve gevolgen van de dubbele munt aan te pakken, de nationale economie van Cuba te activeren, de import te verminderen en de uitvoer te vergroten.

  • Historische situering

In 1994, nadat de handel met de Sovjet Unie wegviel,  voerde de Cubaanse regering naast de peso nacional (CUP) de inwisselbare munt CUC in met een waarde gelijk aan de dollar. De maatregel werd genomen om dat toen meer en meer de dollar als betaalmiddel in het land circuleerde. Eind 2004 werd de dollar volledig verboden, maar bleef de CUC naast de CUP. Deze maatregel liet de Centrale Bank toe om  de volledige controle te houden op de in- en uitvoer van harde deviezen.
Sindsdien heeft de regering verschillende maatregelen genomen om de economie te reactiveren. In de jaren ’90 van vorige eeuw werden buitenlandse investeringen aangetrokken, begin deze eeuw kregen kleine en middelgrote privébedrijven meer ruimte, het principe ‘ loon naar werk’ maakte komaf met de gelijke lonen voor iedereen; werknemers in de sterke sectoren kregen bovendien een bonusloon in CUC uitbetaald. In 2019 verhoogde de regering de lonen voor de gesubsidieerde dienstensectoren en voerde ze nieuwe loonschalen in die meer in verhouding staan met de verantwoordelijkheden van de werknemers. Maar de verhoopte groei van de economie bleek onvoldoende en het land bleef te sterk afhankelijk van de invoer van voedsel, goederen en grondstoffen. De blokkade en daarbovenop de coronapandemie hebben de betalingsbalans van Cuba volledig ontregeld. In 2020 heeft Cuba voor de eerste keer de afbetaling van zijn (reeds herschikte) schulden bij de landen van de Club van Parijs niet kunnen betalen.

  • Een scheefgetrokken economie

Een sterk economisch beleid is niet mogelijk zonder een muntherschikking, is de conclusie. Het gebruik van twee munten heeft de economie scheefgetrokken.

Twee parallelle wisselkoersen
Vooreerst is er het gegeven dat het land twee parallelle wisselkoersen voor de CUC hanteert. De Cubaanse burger en zelfstandige ondernemer kunnen net zoals de toerist 1 CUC inwisselen voor 25 CUP. Een overheidsbedrijf hanteert in zijn boekhouding de wisselkoers 1 CUC = 1 CUP. Dit betekent voor de bedrijven een feitelijke overwaardering van de nationale peso met factor 25. Een investering van 25 CUP staat boekhoudkundig gelijk met een investering van 25 CUC. Keerzijde voor het bedrijf is dat het voor 1 CUC slechts 1 CUP kan uitgeven. Een privépersoon of –bedrijf daarentegen kan met 1 CUC vijfentwintig keer meer doen.
Deze overwaardering van de peso heeft gekke gevolgen. Als een overheidsbedrijf via export 1.000 CUC ontvangt, wordt dit in de boekhouding 1.000 CUP. Het bedrijfskapitaal wordt 25 keer kleiner. Dit leidt tot absurde situaties zoals in de toeristensector, die veel CUC-inkomsten genereert. Vanaf 2019 betaalt deze sector een bonus van 20 CUC  aan de werknemers uit, die zij voor 500 CUP kunnen inwisselen. Diezelfde bedrijven zijn niet in staat om een structurele loonsverhoging van 200 CUP (met een feitelijke waarde van ‘slechts’ 8 CUC) toe te kennen.

Import gestimuleerd – export ontmoedigd
De dubbele wisselkoers maakt het haast onmogelijk om een duidelijk zicht op de reële kosten en inkomsten te krijgen. Daardoor staan zij in de verleiding om veel van hun aankopen in het buitenland te plaatsen.  Boekhoudkundig worden ingevoerde producten goedkoop genoteerd, want 1 CUC werd teruggebracht tot 1 CUP.  Voor een bedrijfsleider is het gemakkelijk een aankoop in het buitenland te verantwoorden, omdat deze boekhoudkundig zo goed als niets kost. De grote aankopen en investeringen worden trouwens meer centralistisch op een hoger echelon beslist, boven de lokale bedrijfsvoerders. Het gevolg was en is dat de bedrijven weinig verantwoordelijkheid kregen en voelden om het bedrijf efficiënt te leiden. Al te gemakkelijk ging men over naar de invoer van goederen en grondstoffen.

Overmatig gesubsidieerde prijzen
Bedrijven die niet efficiënt werken, ingevoerde goederen die ondergewaardeerd op de markt worden gebracht, en lage lonen maken het noodzakelijk dat de overheid massaal consumptiegoederen moet subsidiëren om ze betaalbaar te houden. Dat kost de overheid massa’s geld, maar is niet efficiënt. Het heeft geen zin om alle producten goedkoop aan te bieden, als er een grote groep van de bevolking over voldoende koopkracht beschikt. Deze vorm van egalitarisme is een verkeerd begrepen vorm van een gelijke kansenbeleid, is nu de analyse. Nog een neveneffect is dat personen met een inkomen uit bijvoorbeeld steun vanuit het buitenland (remesa), zich helemaal niet gestimuleerd voelen om te gaan werken. Kortom, subsidies op consumptiegoederen zijn onnodig uitgegeven geld en onrechtvaardig tegenover de kwetsbare bevolkingsgroepen.

Besluit: de eenmaking van de munt moet de economische aberraties wegwerken, de nationale productie stimuleren en de import verminderen.

  • Een globaal pakket aan maatregelen

De muntherschikking is slechts één van een pakket aan maatregelen. Even belangrijk zijn de afbouw van subsidies op producten en een hervorming van de lonen en pensioenen.

Eén munt: de peso nacional – CUP
De muntherschikking moet ertoe leiden dat het geld zijn echte functie terugkrijgt en de reële waarde van goederen, diensten en lonen weergeeft. Op een nog te nader te bepalen dag, dag Zero, wordt de CUP of peso nacional de enige munt. In een overgangsperiode van minstens 6 maanden kunnen aankopen zowel in CUP als CUC betaald worden, maar wisselgeld wordt enkel in CUP terugbetaald. Het geld op een CUC-rekening wordt in die periode omgezet naar CUP tegen de huidige wisselkoers van 1CUC = 25 CUP. De mogelijkheid bestaat ook om de CUC-rekening om te zetten in een dollarrekening, maar met één grote voorwaarde: de centrale bank moet over voldoende dollars beschikken, wat met de huidige betalingstekorten niet vanzelfsprekend is.
Spaargelden in CUP blijven wat ze zijn, maar de koopkracht ervan zal sterk dalen, want prijsstijgingen zijn onvermijdelijk. Slecht nieuws dus voor de Cubanen die altijd in CUP werden betaald en noch via hun werk, noch via steun van familie uit het buitenland aan CUC zijn geraakt.
De eenmaking van de munt lijkt in tegenstelling met een andere recente maatregel. Sinds enkele maanden heeft de overheid dollarwinkels geopend. Hier kunnen de Cubanen met harde buitenlandse valuta alle mogelijke producten, van voeding tot kleding en elektrische huishoudtoestellen kopen. Van schaarste hier geen sprake. De overheid spreekt hier van een ‘noodzakelijke, ongewenste’ en tijdelijke maatregel. Nu door de blokkade, corona en het sluiten van het toerisme de overheid amper inkomsten heeft, laten de dollarwinkels toe om de in het land aanwezige dollars te recupereren. Maar het is geenszins de bedoeling om de Cubaanse economie te ‘dolariseren’.

Prijsstijgingen onvermijdelijk
In de toekomst zal de reële kostprijs de referentie zijn voor de prijsbepaling van ingevoerde én nationale producten. In 2018 betaalde Cuba rond de 1,25 miljard dollar voor de import van de 6 belangrijkste levensmiddelen (kip, rijst, mais, graan, soya en melk). Die 1,25 miljard moet uiteindelijk door de consument betaald worden. Ook de nationale landbouwproducenten gaan hun echte onkosten aanrekenen.
Door de blokkade en de coronamaatregelen is er nu al een grote schaarste in de winkels. Voor veel producten betaalt de Cubaan tot 3 of zelfs 5 maal meer dan normaal. De aangekondigde munthervorming is voor de zelfstandige verkopers een bijkomende reden om hun prijzen verder te verhogen. Zij nemen nu al een voorafname voor de hogere prijzen die ook zij in de nabije toekomst  voor hun grondstoffen zullen moeten betalen.
Om overdreven speculatie en winstbejag tegen te gaan en onder controle te  houden zal de regering verder richtprijzen voor de belangrijkste consumptiegoederen uitvaardigen en deze producten aan die voorwaarden te koop aanbieden op de staatsmarkten. Maar zolang er onvoldoende productie is om aan de vraag te beantwoorden, wat nu het geval is, zullen de prijzen stijgen.
Dat alles maakt dat de Cubaanse burger met eenzelfde som geld minder zal kunnen aankopen, wat neerkomt op een feitelijke devaluatie van de CUP. 

Afbouw van subsidies op producten – sociale verworvenheden behouden
Geleidelijk aan zullen de subsidies op consumptiegoederen afgebouwd worden. Het heeft geen zin om producten voor iedereen goedkoop te maken.  Het loon of het pensioen moet iedereen in staat stellen de kosten te betalen van het basispakket aan voedsel, kledij, ontspanning en nog iets extra. Op termijn zal dus ook de ‘libreta’ afgeschaft worden, het boekje waarmee elke burger een maandelijkse portie levensmiddelen en producten voor persoonlijke hygiëne aan zeer lage prijzen kon kopen. Maar dat zal niet onmiddellijk gebeuren, daarvoor heerst er op dit ogenblik nog een te groot tekort en liggen de prijzen te hoog op de vrije markten.
De overheid beklemtoont trouwens dat Cuba niet afstapt van de sociale verworvenheden van de revolutie. Onderwijs en gezondheidszorg blijven gratis, zoals overigens in de nieuwe grondwet is vastgelegd. Kinderen en jongeren blijven recht hebben op een uniform  en schoolbenodigdheden. Maar gezien de basisproducten duurder zullen worden, is het nodig dat het stelsel van sociale bijstand meer middelen krijgt om personen in kwetsbare situaties te ondersteunen en te omkaderen. Geen subsidie voor producten, wel voor kwetsbare personen, is het wachtwoord.

Herberekening van de referentie-index van het levensonderhoud
Prijsstijgingen en afbouw van de subsidies betekent natuurlijk een herberekening van de minimale kosten voor het levensonderhoud.  De nieuwe ‘index’ wordt samengesteld op basis van de kostprijs van drie verschillende categorieën: a) het basispakket aan levensmiddelen berekend volgens de door de regering aanbevolen prijzen; b) een selectie van levensmiddelen en basisgoederen volgens de prijzen op de vrije markt; c) de kost van basisdiensten zoals elektriciteit en transport, maar ook van sport en ontspanning. De tegenwaarde van dit basispakket aan voeding, goederen en diensten moet de gemiddelde Cubaan toestaan om rond te komen.
Er circuleerde een schatting in Cuba dat de minimumkosten voor het levensonderhoud voor één persoon ongeveer 1.800 CUP zal gaan kosten, merkelijk meer dan het huidig gemiddeld loon van 780 CUP. Maar uit de laatste berichten (17 dec ’20) blijkt dat de regering de minimumkosten voor het levensonderhoud heeft vastgelegd op 1.118 pesos cubanos.

Een waardig loon
De referentie-index moet de basis vormen voor de berekening van het minimumloon. Het gemiddeld loon moet dus best nog een stuk hoger liggen, omdat een werknemer ook nog zijn familie moet onderhouden. Het loon moet een werknemer in staat stellen om goed te leven. De regering wil met een nieuwe loonpolitiek het werk weer aantrekkelijk maken. Anders gezegd, het loon moet het opnieuw de moeite waard maken om in een overheidsbedrijf te werken. Het loon moet opnieuw de eerste inkomstenbron van de werknemer en zijn/haar familie zijn. Omgekeerd, de muntherschikking zal de mensen aanzetten om werk te zoeken, want in de nabije toekomst zal het moeilijk worden om te leven zonder te werken. Het minimumloon (nu 400 CUP) en het minimumpensioen (nu 280 CUP) zullen volgens de ramingen rond de 5 keer hoger liggen dan vandaag. Eind december deelde de overheid mee dat het minimumpensioen voor wie een volledige loopbaan in de overheidsbedrijven heeft doorlopen, 1.528 CUP zal bedragen. Wie een lager inkomen heeft dan de vooropgestelde minima, zal door de sociale bijstand opgevangen worden.

Het principe ‘loon naar werken en naar verantwoordelijkheid’ krijgt zijn weerslag in de toegepaste loondifferentiëring. Wie meer produceert, wie meer verantwoordelijkheid draagt, verdient een hoger loon. Ook hier dus stapt de overheid af van het ‘egalitarismo’. De huidige ‘omgekeerde piramide’, waarbij een bedrijfsleider minder verdient dan een productiearbeider, is in die optiek niet langer houdbaar en zelfs onrechtvaardig.
Met deze nieuwe loonpolitiek hoopt de regering tevens het groot verloop van personeel af te remmen, de inzet van de arbeiders te verhogen en zo de productiviteit van het bedrijf op te drijven.

Verhoogde productiviteit – meer autonomie – minder invoer  – meer uitvoer
Natuurlijk moet het bedrijf de economische capaciteit en rentabiliteit hebben om een waardig loon uit te betalen. Dat is zeker voor een aantal bedrijven in de huidige omstandigheden niet het geval. De munthervorming alleen creëert geen meerwaarde, maar schept wel de voorwaarden om efficiënter te produceren. Daarom creëert de overheid een tijdelijk fonds om in een overgangsfase de meerkosten aan lonen te compenseren. 
Meer efficiëntie, meer productiviteit, dat is de uiteindelijke doelstelling van het beleid.  De overheidsbedrijven blijven binnen het kader van planeconomie werken, maar krijgen meer autonomie én dus ook meer verantwoordelijkheid. De regering rekent erop dat de bedrijven twee keer gaan nadenken, vooraleer ze nog een bestelling in het buitenland gaan doen, want nu zullen ze voor 1 dollar minstens 25 CUP moeten neerleggen. Zodoende krijgt ook de vraag naar binnenlandse producten een duwtje in de rug.
Tegelijk hoopt de overheid dat een reeks bedrijven zich meer op de uitvoer gaan  richten, zodat meer buitenlandse deviezen het land binnenkomen. Daartoe stapt de overheid gedeeltelijk af van het volledig centraal beheer van alle harde deviezen en zullen de bedrijven in de toekomst meer dan 70% van de buitenlandse inkomsten op een dollarrekening kunnen behouden, zodat zij een buffer hebben voor verdere investeringen.

Wanneer gaan de hervormingen in?
De hervormingen beginnen op 1 januari en zullen enkele maanden in beslag nemen, want het ganse pakket zal niet helemaal tegelijk worden ingevoerd. De afschaffing van de CUC zal de eerste maatregel zijn en geleidelijk zullen de andere maatregelen volgen. President Díaz-Canel heeft net als zijn voorganger Raúl Castro bevestigd dat de regering de Cubanen niet met een schoktherapie zal confronteren. In die geest worden de verhoogde pensioenen en sociale uitkeringen al vanaf 1 januari 2021 uitbetaald.

Reacties zijn gesloten.