Cuba Sí 204 – vertalingen

Cuba Sí 204 – vertalingen

CUBA  –  BELGIË.
Regelmatig bespreken wij de betrekkingen van Cuba met de Europese Unie en met de VS, zelden deze tussen Cuba en België. Hierna enkele recente gegevens inzake de samenwerking tussen beide landen.

Cacao.
Cuba en België gaan samenwerken voor een project inzake cacao in de provincie Guantánamo, een samenwerking tussen de KU Leuven, met een financiering door de Academie van Research en Hogere Studies van België.

Het project wordt ontwikkeld in Baracoa, zone gespecialiseerd in cacao in Cuba. Cubaanse vorsers zullen een verblijf doen in Louvain-la-Neuve en Gembloux.

Melkproductie.
De Universiteit Ignacio Agramonte van Camagüey en de Vlaamse Interuniversitaire Raad – Samenwerking voor de Ontwikkeling (VLIR – UOS), werken op een project voor de verbetering van de melkproductie, via een opvolgingsprogramma van de gezondheid van koeien in zes productiecentra  in Camagüey en Jimaguayá.

Universiteit van Oriente.
De eerste fase van de samenwerkingsakkoorden tussen de Universiteit van Oriente en de VLIR is afgesloten.  Een nieuwe periode van vijf jaar is gestart, met als doelstelling de steun aan de economische ontwikkeling van de oosterse provincies, met beroepsvorming en ontwikkleing van de infrastructuur. Een budget van een miljoen dollar droeg bij aan de informatisatie van de Universiteit van Oriente, met interconnecties op de campus en in de gemeentelijke universitaire centra. 31 doctoraten werden behaald in verschillende disciplines, en 42 kanditaten zijn ingeschreven voor het bekomen van een doctoraatstitel. Jehanne Roccas, ambassadeur van België in Cuba, nam deel aan de vier ontmoetingsdagen in het kader van de nieuwe samenwerkingsperiode.

Vitrine de Wallonie.
De Vitrine de Wallonie in Havana, bedoeld voor de promotie van de Belgische cultuur in Cuba en de versterking van de banden en de samenwerking tussen beide landen, is een referentie geworden voor de stripverhalen in Cuba. Een museum van stripverhalen biedt de vorsers en kunstenaars studiemateriaal, met digitale informatiebronnen, teoretische en technische info over de 9e kunst, audiovisuele materialen, expos, films, conferenties,enz.

CUBA – EUROPESE UNIE (EU).
De betrekkingen tussen Cuba en de Europese Unie verlopen normaal verder en de samenwerking groeit volgens het afgesproken schema.

Ontmoeting Cuba – UE.
Tijdens een vergadering over bilaterale betrekkingen, op 24 mei, bevestigden Bruno Rodríguez, Cubaans minister van buitenlandse betrekkingen, en Federica Mogherini, hoge vertegenwoordigster van de EU voor de buitenlandse betrekkingen en de veiligheid, hun convergentie inzake het verwerpen van Titel III van de Wet Helms-Burton, thema dat hernomen werd op de agenda van de ontmoeting.  De woordvoerder van EU verklaarde dat zowel de EU als Cuba menen dat de extraterritoriale toepassing van de wet tegenstrijdig is met het internationaal recht. De EU kondigde haar intentie aan  het « statuut van blokkade » toe te passen, dat de toepassing van de bepalingen van Titel III op het communautair grondgebied verbied en de aanvragers toelaat vergoedingen te bekomen voor de Europese rechtbanken. Een tussenkomst bij de Wereld Handelsorganisatie wordt overwogen (een element dat Trump doet overwegen deze te verlaten?).

Wat betreft de toestand in Venezuela delen beide partijen de mening dat « het dringend en noodzakelijk is een vreedzame en democratische oplossing te promoveren voor deze crisis ».

Interview van A. Navarro.
Alberto Navarro, de ambassadeur van de EU in Cuba, bevestigde op 8 juni in een interview met Prensa Latina, dat de EU gemeenschappelijke punten onderschrijft om een bilaterale samenwerking te ontwikkelen op politiek en cultureel vlak. Samenwerkingsprojecten worden ontwikkeld en overschrijden de 100 miljoen euro, daar waar zij recent slechts rond de 30 miljoen bereikten, in domeinen zoals de landbouw, hernieuwbare energie, en begeleiding van de economische en sociale modernisering van Cuba.

Ook Navarro bevestigde dat de EU een strakke houding volgt tegen de toepassing van de extraterritoriale wet Helms-Burton.

Vergadering van de Ministers van buitenlandse zaken.
Op 16 juni behandelden de Ministers van buitenlandse zaken van de EU, in Luxemburg, het te geven antwoord aan de VS om de europese investeringen in Cuba te beschermen. De EU heeft officieel de Washington gewaarschuwd over de bedoeling het onderwerp te behandelen in de Wereld Handelsorganisatie.

Handelsforum in Cuba.
Neven Mimica, europees commissaris voor internationale samenwerking en ontwikkeling, kondigde op het Handelsforum in Havana aan, voor een publiek van bijna 2120 ondernemers, academici, juristen uit de VS, Spanje en Canada (21 juni 2019), dat een gift van vier miljoen euro voorzien is om een vitrine te ontwikkelen die de handel en de investeringen in Cuba moet vergemakkelijken.

Ontvangen door Miguel Díaz-Canel, voorzitter van de Staatsraad en van de Ministerraad, veroordeelde hij de Titel III van de wet Helms-Burton, en bevestigde de goede stand van zaken van de economische betrekkingen en de samenwerking tussen Europa en Cuba.

                                                       Freddy Tack

INTERVIEW MET RAFAEL HERNANDEZ.
In maart vierde het tijdschrift « Temas » 25 jaar bestaan. Wij hadden het geluk Rafael Hernandez te kunnen interviewen, politoloog en directeur van het tijdschrift, tijdens een doortocht in België. Een lang gesprek, boeiend van de eerste tot de laatste minuut, met de verantwoordelijke van één van de beste cubaanse tijdschriften

C.S. : Het tijdschrift « Temas » is geboren in 1995, in volle speciale periode, een zeer moeilijke periode waar papier schaars was en een beetje verrassend lijkt om dan een nieuw tijdschrift in Cuba uit te geven. Hoe kwam het idee om dit tijdschrift op te richten ?

R. Hernandez : Ik denk dat het in grote mate een heroïsche daad was. Armando Hart was toen minister van cultuur en een leidende figuur van het revolutionair leadership. Hij besefte dat er iets gaande was, waarschijnlijk typisch voor crisistoestanden. Er is een economische depressie , een verarming van het levensniveau , een omwenteling van de maatschappij die niet enkel een economische crisis is, maar een crisis die waarden in vraag stelt, die mentaliteiten vastlegt, die zaken in vraag stelt, die de cultuur omvormt.

Terzelfdertijd is er een soort culturele boom. In de instellingen, in de universiteiten doen mensen onderzoek, zoals nooit tevoren, inzake sociale wetenschappen, kunst en literatuur. En wij beleefden die bijna tragische toestand, terwijl er meer ideën waren, meer bedenkingen , meer gedachtengoed, meer intellectuele en culturele productie dan ooit, en er was geen papier, er waren geen middelen, geen verspreidingskanalen.

En het is op dat ogenblik dat Hart het idee oppert een magazine op te richten en de naam te hernemen van een bestaand magazine -een tijdschrift over cultuurtheorie dat stopte te verschijnen in 1992- om de naam te redden en er één te starten dat een ruimte gaf aan de bedenkingen en de ideeën die toen wemelden. Ik denk dat het een erkenning was van het feit dat dingen veranderden in de maatschappij, de cultuur en de cubaanse denkwereld, en dat zij aan een analyse toe waren.

Het tijdschrift is toen geboren met een optiek de bedenkingen van dat ogenblik te verzamelen, de  critische analytische bedenking, gebaseerd op dat ogenblik. Een diversiteit aan benaderingen verzamelen, in een tijdschrift de meningen van verschillende personen over dezelfde problemen samen brengen en hen een debatruimte schenken. Een debat dat plaats had in de cubaanse samenleving  die grotendeels het tot dan toe bestaande  kompas kwijt was. Er ontbrak een duidelijke en klare te volgen weg, er was een groot deel onzekerheden in het cubaanse leven, een onzekerheid die niet bestond in de jaren ’80 en die in de jaren ’90 alles omvatte.

De verwezenlijking van het tijdschrift was een bijdrage aan de cultuursector om deze werkelijkheid te denken, die toenmalige problemen, problemen die niet alleen deze waren van Cuba maar deze van de wereld waarin Cuba leefde, en rijke en diverse denkwereld herwinnen die de omvang van dat ogenblik kon vatten, en die van de uitstralende energie gebruik kon maken om bij te dragen tot het nadenken over de problemen van de wereld waarin wij leefden.

Ik denk dat het een visionaire kijk was op wat een tijdschrift kon zijn. En aangezien er toen weinig publicaties b estonden  hadden wij het privilege een spiegel van de hervormingen te produceren. En het was een veel belangrijkere taak dan deze die wij ons konden verbeelden, maar aantrekkelijk, opwindend genoeg om de uitdaging aan te gaan.

C.S. : En wat is de band met het ICAIC ?

R. H. : « Temas » is een schepping van het minis terie van cultuur van Armando Hart. Waar werden wij ondergebracht, waar ging het tijdschrift belanden ? Dit werd niet gedefinieerd omdat wij alleen dachten aan het probleem. Wij hadden toen meerdere gesprekken. Hart verzekerde mij dat wij een totale vrijheid zouden genieten inzake de beslissingen over de themas, de auteurs, het redactiecomité en de politiek van het tijdschrift.  Het was grotendeels, en misschien is het daarom dat hij het aan mij vroeg en niet aan iemand van de kunst en literatuurwereld, omdat men de toenadering moest verwezenlijken tussen de wereld van de sociale wetenschappen en deze van de humanistische studies, van de wereld van de kunst en de literatuur. Het is wel zo dat wij het begrepen hebben. De twee werelden doen toenaderen om te denken op een integrale wijze.

Wij werden eerst ondergebracht op het ministerie van cultuur, twee jaar later bij het Instituut van het boek, want wij waren een tijdschrift, en uiteindelijk, vier of vijf later, gingen wij over naar het ICAIC (Cubaans Instituut van de Cinematografische Kunst en Industrie).

Het tijdschrift is geen cinematografische publicatie, maar het Instituut van het boek was geleid door diegene die toen president werd van het ICAIC. En men stelde ons voor om naar het ICAIC te verhuizen, met een beter kader, een fysisch meer comfortabele omgeving. Zo belanden wij bij het ICAIC. Het was niet voorzien, maar wij hadden interesse om onze taak te kunnen uitvoeren in de afgesproken termen.

C.S. : Ik heb hier de inhoudstafel van het eerste nummer van het tijdschrift, met zeer diverse onderwerpen. Ging het om een wil een nieuwe stijl te promoten, of om een vitrine om het publiek aan te trekken ?

Sommige denken dat een nieuw tijdschrift moet gelinkt zijn aan een groep, met een doctrine, een manifest, een soort voorhoede roeping zoals de kunst avant-garde van de eerste jaren van de XXe eeuw. Dat was niet ons opzet. Het starte op basis van de autonomie waarover het tijdschrift beschikte, geschapen door het Ministerie van Cultuur, niet met de bedoeling de politiek van het ministerie te weerspiegelen, maar wel om het denkgoed dat zich in Cuba ontwikkelde over eigentijdse problemen te redden.

Het ging om het begrijpen van het ogenblik waarop we leefden, een zeer complex ogenblik. Dat was het doel. Daarvoor beschikten wij over de autonomie en de eindbeslissing was een uitgave die niets meer moest zijn dan een weerklank. Een opening, een venster om te observeren. Een weerklank die verschillende intellectuele tendenzen samenbundelde, verschillende denkwijzen, verschillende problemen niet alleen aanwezig in de inete llectuele wereld, niet enkel in de wereld van de culturele elite, maar ook in de cubaanse samenleving, de wereld waarin we leefden.

Deze problemen waren ook gekaderd in de crisis van het socialisme enkele jaren ervoor in Oost Europa. De crisis van het socialisme in Oost Europa, het enorme impact van deze crisis in Cuba, en de verschillende wijze om de problemen aan te pakken. Wij hebben het magazine gestart denkend dat wij zouden gelezen worden door de intellectuele wereld, door de universitairen.

En enkele jaren later – ik heb een opinipeiling die wij gevraagd hadden aan het researchinstituut van de radio en de televisie- en de peiling leerde ons kennen dat de meerderheid van onze lezers onderwijsmensen waren . Niet noodzakelijk universiteitsprofs, maar leerkrachten uit het secundair onderwijs. Onverwacht was het tijdschtift een bibliografische referentie voor het onderwijs  . Wij hadden nooit gedacht dat dit het geval zou zijn.  Wij hebben ook ontdekt dat wij veel lezers hadden in de politieke wereld, dat veel leiders ons tijdschrift volgden.

De leerkrachten en de leiders maakten een groot deel uit van de lezers van ons tijdschrift en van wat het vertegenwoordigde, een inspanning om de werkelijkheid die wij beleefden te begrijpen. Soms vroeg mij iemand hoe wij de centrale themas kiezen. Wij hebben beslist dat elk nummer een centraal thema zou hebben. Dit was niet eenvoudig te verwezenlijken. Maar het onderzoek bestond, het tijdschrift is een onderzoekstijdschrift, een tijdschrift dat studies samenbrengt uit verschillende domeinen, en wij trachten meer en meer ook studies uit het buitenland over dezelfde problemen op te nemen. Want wij hebben ontdekt dat men de problemen van Cuba niet kon begrijpen zonder dezelfde problemen in het buitenland te begrijpen. Men wijst de « cubaanse » problemen niet uit, maar als men spreekt over milieu, over gender, over de rol van de kerken, van de jongeren, over de mobilisatierol van de cultuur, van de media, zijn dit allemaal onderwerpen die niet enkel cubaans zijn, en veel cubaanse problemen die men verschillend acht hebben veel gemeenschappelijke punten met andere problemen. Het tijdschrift stelt meer en meer voor de cubaanse problemen te situeren in een meer globale context, latijns-amerikaans of internationaal.

C.S. : Er zijn talrijke artikels van Cubaanse medewerkers, maar ook van Latijnsamerikaanse en Noordamerikaanse universitairen, of van de Cubaanse emigratie. Hoe legt men de interesse uit van Zuid en Noord Amerika voor het tijdschrift ?
R. H. : Ik denk dat dit een gemeenschapsvraag is, een gemeenschappelijk gebied inzake de problemen. Dikwijls, als ze mij uitnodigen om les te geven voor een noordamerikaans publiek, dat verwacht is andere problemen te hebben dan de onze, wanneer ik dan cubaanse problemen behandel, en ik doe dit niet als hoofdredacteur van het magazine, ik doe het als vorser over cubaanse problemen, dan is er bij het publiek meer dan één  persoon die mij zegt dat zij ook in de VS dezelfde problemen hebben.

Het probleem van de democratie, het probleem van de deelname van de burger, het probleem van de eigendom en de deelname, van het bedrijf en van het behoren tot sociale projecten. Het probleem van de identificatie van de strijd tegen vooroordelen, tegen genderdiscriminatie, berustend op ras, op de sociale klasse, dit zijn allemaal universele problemen. De fundamentele problemen van het cubaans socialisme zijn universele problemen. Daarom bekijken wij ook benaderingen over verschillende werkelijkheden dan de onze , die ook dezelfde problemen trachten te begrijpen . En de editoriale politiek van het tijdschrift is die problemen in andere contexten dan de onze te bestuderen, wat ons helpt over onszelf na te denken.

C.S. : Een vast punt vanaf de geboorte van het tijdschrift is « Controversia » (debat, discussie) op de « Ultimo jueves » (laatste donderdag), een publieke aangelegenheid met een ontegensprekelijk succes. Wat betekent ultimo jueves voor « Temas ?
R.H.:Sinds de uitgave van ons eerste nummer is één van onze opdrachten de discussie te weerspiegelen, wij hebben dan gedacht dat een afdeling voor echte debatten nodig werd. En wij hebben een ronde tafel op punt gesteld met 5 tot 7 deelnemers die een debat aangingen over een bepaald onderwerp. Dit werkte zo gedurende vijf tot zeven jaar. Maar na deze periode hebben wij ons de vraag gesteld dat in plaats van een debat in gesloten kring wij niet moesten overgaan tot een debat met een publiek en met deelname van dit publiek.

Dit noemt men « de laatste donderdag – ultimo jueves ». In 2002 zijn wij met deze publieke debatten gestart. De groep wisselt uit gedurende een uur, dan start het publiek een dialoog met hen. En wij hebben ondervonden dat de dialoog tussen het publiek en het panel het meest interessante was van de discussies. Want het panel kent het onderwerp, het publiek kan om het even wie zijn, het publiek is heel divers en van verschillende leeftijden.

Wanneer men een debat voert en men het publiek ziet, stelt men vast dat er mensen zijn van verschillende generaties, uit verschillende sociale groepen en met verschillende belangstellinghetspunten, en het is een totaal spontane ontmoeting. Wij nodigen niemand uit, wij kondigen een debat aan en de deur staat open. Een « open deur debat » is niet zo gewoon, het is eerder de gewoonte een debat te voeren via een uitnodiging, rond een tafel met personen die interesse vertonen voor een bepaald onderwerp.

Maar wij wensten een interactie te testen tussen de wijsheid van de straat, de wijsheid van de straat en de wijsheid van de culturele wereld en de sociale kennis. En het meest boeiende van deze ontmoeting ligt juist daar, bij die twee groepen die geen deel uitmaken van dezelfde omgeving.

De mensen van deze verschillende domeinen zitten bijna nooit samen om te spreken, en nog minder om het te doen voor een publiek waar om het even wie deel kan van uitmaken, ook mensen die werken in domeinen die ver af staan van de wereld van de intellectuelen en van de kunsten en letteren, laat ons zeggen, een wereld van de hoge cultuur.

Deze ontmoeting was openbarend, het was een experimentele oefening. Wij leerden al doenend. Wij hebben geleerd hen te doen communiceren. De wereld van de gespecialiseerde kennis en de wereld van de praktijk en van de samenleving. En dit werkt nu sinds 17 jaar, en het tijdschrift wordt er 25. Wanner ik aan deze datum denk toen wij begonnen zijn, heb ik het moeilijk te beseffen dat wij het al 25 jaar doen.

Ik heb nooit gedacht dat ik zou trachten dit te doen. En ik denk dat ik het verder kon doen omdat wij hebben kunnen rekenen op ontelbare geinteresseerde personen, personen bereid om mee te werken, personen klaar om deel te nemen, personen bereid om zich te engageren in de instituties die ons gesteund hebben, personen geboeid door dit werk.

C. S. : En ook in het buitenland ?
R.H. : En ook in het buitenland, uiteraard. Op een dag hebben wij het tijdschrift op internet gezet. Wij slaagden er in toegang te vinden tot internet, wij slaagden erin een digitale site op te richten en vandaag is het tijdschruft niet alleen uitgegeven op papier, maar ook een magazine met een onmiddellijke verspreiding via de digitale site. Op deze site hebben wij ook een plaats voor een andere publicatie, een publicatie op kortere termijn, geschreven door analysten, door experten, maar die eerder verwijst naar zaken van een meer onmiddellijke context.

« Temas » is een grote machine die alles inslikt inzake materies die ze kan bewerken, over openbare gezondheid, wetenschap, kunst en literatuur, economische problemen, problemen i.v.m. godsdienst, themas van de burgerlijke maatschappij en gendervisies. Wij zijn erin geslaagd dit te doen omdat wij konden genieten van een gunstige context die doorslaggevend was.

C.S. : Temas geeft ook boeken uit, onder traditionele vorm en digitaal.

R.H.:Het is als de groei van een plant of een boom die takken krijgt, bladeren, die vruchten kweekt zonder dat eigenlijk voorzien was.

Wij zijn begonnen met een gedrukt tijdschrift, wij gingen verder met het debat van de « ultimo jueves », met een eigen betekenis, niet alleen om te verschijnen in het tijdschrift, maar ook om te kunnen verschijnen in boekvorm en video.

Wij hebben dan de debatten van de « ultimo jueves » gefilmd, om uiteindelijk te denken aan electronische boeken, want de productie van gedrukte boeken is heel duur, en wij drukken al het tijdschrift. Dit is duur en wij dachten dat het tijdshrift uitgaven kon scheppen andere dan het tijdschrift zelf, verzamelingen van onderwerpen die reeds in het tijdschrift verschenen, en waarvan de nummers zijn uitgeput. Bijna alle nummers van het tijdschrift zijn verdwenen. Wij kunnen niemand een volledige collectie aanbieden, want talrijke nummers verdwenen na 6 maand of een jaar, en er zijn geen exemplaren meer.

Wij hebben toen vastgesteld dat het relatief eenvoudig was om boeken te maken over onderwerpen die wij in de loop van de jaren behandeld hadden, en die wij konden bundelen in digitale uitgave. Zeker nu dat de digitale uitgaven steeds meer deel uitmaken van de boekenmarkt. Wij maken boeken met originele manuscripten, of met niet uitgegeven teksten, om de debatten van de « ultimo jueves » onder boekvorm te brengen.

Een productiefirma opbouwen, een numerieke productie, een videoproductie, en weldra korte documentaire films, of mini-documentaires. Aangezien wij sinds tien jaar deel uit maken van het ICAIC,beschikken wij in het filminstituut over een infrastructuur  met een toegang tot dergelijke reproducties en samenwerking met gekwalificeerd personeel om op korte termijn kleine films te maken over themas die beantwoorden aan wat « ultimo jueves » vertegenwoordigt, maar ook het tijdschrift « Temas », dus bedenkingen over een onderwerp, de behandeling van een onderwerp, met een diversiteit in perspecctieven en debatten.

Daar bevinden zich de drie pijlers, de drie basissen die het tijdschrift voeden, inspireren en die aanleiding geven tot samenwerking. Als je de foto’s bekijkt van de auteurs van het tijdschrift dan zie je dat het zeer jonge mensen zijn, die 25 jaar geleden niet geboren waren en die tot het project « Temas » zijn toegetreden omdat zij daar kunnen samenwerken, herscheppen, vernieuwen. Ik kan mij een dergelijk project  niet inbeelden zonder permanente vernieuwing en zelfanalyse. Wij poogden dit te doen een week geleden in het debat van ultimo jueves over de rol van het tijdschrift. Wij hebben gepoogd onszelf te bekijken met de blik van anderen en met onze eigen blik, ons te bekijken met de ogen van anderen, van deze die deelnemen aan deze activiteiten om te begrijpen wat wij zouden moeten doen.

C.S. : Cintio Vitier verklaarde dat Temas « een uitzonderlijk bescherming is voor de intellectuele helderheid ».Wat betekent deze uitspraak voor u ?

R. H. :  Er bestaat waarschijnlijk geen andere uitspraak die ons zo dankbaar maakt, ons verblindt en ons zo goed doet voelen, dan deze van een persoon zoals Cintio, die zoveel gestreden heeft, die zoveel betekent en die een mens was met een zo grote helderheid van geest, en de zaken besefte die rond hem gebeurden. Het is de erfenis van de revolutie die het ons mogelijk maakt te begrijpen waarom het socialisme in Cuba is wat het is, en omdat het samenleeft met een ideeëngoed dat eraan  voorafging en dit socialisme die dimensie gaf. En dat Cintio dit over ons verklaarde is een groot engagement.

De helderheid als leidraad, als kenmerk van een revolutionair proces, een socialistisch proces om onze problemen te erkennen, te problemen te erkennen van de wereld waarin wij leven en om alles wat gaande is met helderheid te bekijken, de werkelijkheid helder zien, dat is een inspiratie die het project van « Temas » doorslaggevend kenmerkt. Nochtans zou ik u zeggen dat deze erkenning, waarschijnlijk overdreven, van het tijdschrift, kan vergeleken worden met een totaal verschillende.

Tijdens een gesprek met een hoge leider van de revolutie verklaarde deze ons : « In het begin was ik tegen het tijdschrift, want zelfs als Armando Hart aan de basis lag van de oprichting, begreep niet iedereen zoals Armando de zaken begreep. » En deze hoge Cubaanse leider vertelde mij dit in een gesprek dat ik nooit zal vergeten : « Ik was tegen het tijdschrift Temas, en nu denk,ik dat het het beste Cubaanse tijdschrift is ».

Ik heb nooit lof gekregen vergelijkbaar met deze van Cintio en die van die hoge leider, het zijn twee visies van ons werk die complementair zijn. Ik denk dat het tijdschrift een ware inspanning heeft geleverd om te overtuigen. Cintio identificeerde zich waarschijnlijk direct met het project van Temas, heeft het begrepen en gesteund. Hij steunde het, ook publiek, op moeilijke ogenblikken. Maar de erkenning van iemand die niet van ons wou en dacht dat het geen goed idee was, en die met de tijd overtuigd raakte dat het tijdschrift een fundamenteel instrument is, een werktuig geproduceerd door de cultuur van het socialisme, geldig en met een nuttige bijdrage. Het feit diegenen te hebben overtuigd die niet akkoord waren en nu aan onze zijde staan. Dit zijn twee dingen die het tijdschrift toelaat te zeggen : « Wij hebben dit verwezenlijkt, en het verwezenlijken is iets uitzonderlijk.

C.S. : Dank u wel.

                                                                    Freddy Tack en Anne Delstanche

ROBERTO FERNANDEZ RETAMAR : EEN GROTE FIGUUR VAN DE CUBAANSE CULTUUR HEEFT ONS VERLATEN IN HAVANA, OP 20 JULI 2019.
In een essay ter gelegenheid van de 60e verjaardag van de Cubaanse Revolutie verklaarde Roberto Retamar :

« Laat ons vertrouwen op de hoop die, volgens Hesiodus, de enige was die bleef zitten op de rand van de vaas wanneer alle andere wezens wegvlogen. In andere woelige tijden hebben zowel Romain Rolland als Antonio Gramsci het scepticisme van de intelligentie aangehaald, met als tegenhanger  het optimisme van de wilskracht. Enkele jaren geleden stelde ik voor hieraan het vertrouwen en de verbeelding toe te voegen, deze essentieel poëtische kracht : volgens Marx « heeft de geschiedenis meer verbeelding dan wij ».

Roberto Fernandez Retamar heeft de Cubaanse Revolutie begeleid vanaf het begin. Hij stond in het centrum van de revolutionaire cultuur, een onvermoeibare strijder, wiens werk deelnam aan de ontwikkeling van het cultureel patrimonium van Latijns Amerika.

Deze dichter, essayschrijver en promotor van de cultuur is geboren in Havana op 9 juni 1930. In 1947 haalt hij het diploma in wetenschappen en letteren, en in 1954 een doctoraat in filosofie en letteren aan de Universiteit van Havana. Hij volgde tevens een cursus linguïstiek in de Sorbonne in Parijs. Vanaf 1955 was hij professor aan de Universiteit van Havana.

In 1958, onder de dictatuur van Batista, treedt hij toe tot de Beweging van Burgerlijk Verzet en schrijft artikels in de clandestiene pers.  Sinds 1951 werkte hij mee aan het tijdschrift « Origines ».
Hij was cultureel attaché van Cuba in Frankrijk (1960) en secretaris van de UNEAC van 1961 tot 1964. Hij was ook voorzitter van het wereldbekende Casa de las Américas, die elk jaar prijzen toekent aan talentvolle Latijnsamerikaanse auteurs. De faam van de Casa is internationaal en elk jaren bieden zich tientallen auteurs aan voor de wedstrijd.

Hij was ook voorzitter van de Academie van de Cubaanse taal, lid van de Raad van State en volksvertegenwoordiger tussen 1998 en 2013.

In 1977 stelt hij aan Armando Hart, pas Minister van Cultuur, de oprichting voor van het « Centro de Estudios Martianos », dat hij tot in 1986 zal voorzitten.

Hij werkte 15 jaar onder de leiding van Haydée Santamaria, over wie hij twee boeken, talrijke artikels en een gedicht schreef. In 2014 werden zijn gedichten uitgegeven in Frankrijk, bij de uitgaven « Le temps des cerises ». Een groot denker, met een omvangrijk intellectueel oeuvre.

Tijdens een interview verklaarde hij :

 « Ik denk dat de hedendaagse uitdaging voor onze intellectuelen op het niveau moet zijn van de belangrijke wijzigingen die ons Amerika beleefd. En ik ben zeker dat de jongeren deze uitdaging zullen opnemen.
Geluk voor de normalen, die eigenaardige wezens. Maar dat ze plaats maken voor deze die de wereld en de dromen maken.
Geluk voor de normalen, die eigenaardige wezens.
Deze die geen gekke moeder, geen alcoholische vader, geen delinquente zoon hadden.
Nergens een huis, een onbekende ziekte.
Deze die de zeventien gelaten van de glimlach, of een beetje meer, beleefden
.Die met vele schoenen, de aartsengelen met hoeden.
De tevreden, de dikke, de mooie.
De geleerde honden en hun aanhangers.
Die van a.u.b., hierlangs.
Deze die winnen, deze die bemind worden tot het uiterste.

De fluitspelers en hun ratten.
De verkopers en hun kopers.
De licht bovenmenselijke ridders.

De mannen gekleed in donderslagen en de vrouwen in bliksems.
De delikaten, de wijzen, de subtielen.
De vriendelijke, de zachte, de eetbare en de drinkbare.
Gelukkig de vogels, de mest, de stenen.
Maar dat ze plaats maken voor diegenen die werelden en dromen scheppen .
De illusies, de symphonieën, de woorden die ons vernietigen.
En ons opbouwen, tot de gekkere dan hun moeders, nog meer alcoholist
Dan hun vaders en delinquenter dan hun zonen.
En nog meer opgevreten door hun verlammende liefdes.
Dat zij hun plaats laten in de hel, en basta.
Hij kreeg talrijke nationale en internationale prijzen, waarvan hierna enkele voorbeelden.

1952 : nationale prijs van de poësie
1989 : Nationale prijs van de literatuur
1994 : Médaille Alejo Carpentier
1996 : Médaille van de literaire kritiek
2007 : Nationale prijs  van de culturele research
2008 : ALBA-prijs der letteren
2009 : Orde van JoséMartí
2012 : nationale prijs van sociale wetenschappen
1972 : Erelid van de Schrijversvereniging van Chili
1980 : Latijnsamerikaanse prijs Ruben Dario voor poësie (Nicaragua)
1994 : internationale prijs voor poësie Perez Bonalde (Venezuela)
1994 : officieel diploma van de Orde der Kunsten en Letteren (Frankrijk)
2000 : prijs Feronia
2002 : Puterbaugh Fellowship (VS)
2019 : internationale prijs José Martí toegekend door de UNESCO

                          Anne Delstanche

REGIO LUIK – HERDENKING VAN 26 JULI

Zoals elk jaar richte de afdeling Luik van onze vereniging een herdenking op voor 26 juli.

In zijn tussenkomst kwam Guido Schütz, de verantwoordelijke van de afdeling, terug op de historische aspecten van de aanval op de Moncada. Hij benaderde tevens het belang van een goed gedocumenteerde informatie om in te gaan tegen de leugens ruim aanwezig in de pers over Cuba en bevriende landen.

Victor Cairo, tweede van de zending van de ambassade van Cuba, benadrukte het belang van het gewapend verzet, op een ogenblik dat de dreiging door Trump vorm neemt, tegen Venezuela en zijn bondgenoot Cuba.
De herdenking, met een publiek van een twintigtal personen, zeer attent en gemotiveerd, in een conviviale sfeer, werd afgesloten met de traditionele mojito aangeboden door de afdeling, en een maaltijd. De lokalen, beheerd door een nieuwe ploeg van de CPCR, die zorgde voor het onthaal en de bar

Guido Schütz