1. Pre-Columbiaanse periode

1. Pre-Columbiaanse periode

In tegenstelling tot het vasteland van Midden-Amerika ontwikkelden zich op Cuba geen grote antieke culturen zoals die van de Olmeken, de Maya’s of de Azteken.
Toch werd het eiland vanaf 2000 v.C. bewoond door verschillende indiaanse stammen. In het westen vonden we de Guanahatabey terug terwijl de rest van het eiland bevolkt werd door de Siboney. Later – een tweetal eeuwen voor de komst van de Spanjaarden – voegde zich hierbij de groep van de Taino-indianen, een tak van de Arawak-stam, die in die tijd de meeste van de Caribische eilanden bewoonde, alsook het noorden van Zuid-Amerika (Colombia, Venezuela). De Taino kwamen vanuit het westen, uit de eilanden Hispaniola (het huidige Haïti en de Dominikaanse Republiek) en Puerto Rico en waren op de vlucht geslagen voor de nogal oorlogszuchtige Carib-stam. Eenmaal op Cuba verdreven de Taino op hun beurt de Siboney westwaarts en toen de Spanjaarden arriveerden in de late 15de eeuw was zo’n driekwart van Cuba’s 100.000 indianen Taino.
De Taino’s leefden in hutten die men bohio’s of caneyes noemde, namen die ook nu nog gebruikt worden voor de plattelandshuizen op Cuba.
Hier en daar kan men op Cuba kennis maken met de leefwijze en overblijfselen van deze prille Cubaanse cultuur (Guama, gereconstrueerd Taino-dorp; archeologische resten in het nationaal park Desembarco del Granma; opgegraven kerkhof in Chorro de Maita in de provincie Holguin).