4. De onafhankelijkheidsoorlogen en de VS-inmenging
Uiteindelijk barstte een eerste onafhankelijkheidsoorlog los in 1868,
in het oosten van het land. Landeigenaar Carlos Manuel de Cespedes
luidde de klokken op zijn landgoed La Demajagua, gaf zijn eigen slaven
de vrijheid en riep op om de strijd aan te gaan tegen de Spanjaarden.
Hij verdiende er de naam ‘vader des vaderlands’ mee. De rebellen stonden
onder leiding van de zwarte generaal Antonio Maceo en die van generaal
Maximo Gomez en slaagden erin om snel het oostelijke deel van Cuba in
hun macht te krijgen. Toch duurde deze onafhankelijkheidsoorlog
uiteindelijk 10 jaar, tot 1878. Op dat moment wordt een pact gesloten
waarbij aan de rebellen amnestie wordt verleend. Antonio Maceo, later
gekend onder de bijnaam de Bronzen Titaan, weigerde samen met een aantal
anderen dit te aanvaarden en vocht nog drie maanden verder vooraleer
in ballingschap te gaan. De 10-jarige oorlog bleek dan ook geen grote
veranderingen te hebben gebracht en Cuba bleef tot nader order een
Spaanse kolonie.
In de jaren 1880 werden intussen meer en meer spoorlijnen aangelegd gezien de suikercentrales en plantages groter werden. Veel Noord-Amerikaanse investeerders kochten noodlijdende Spaanse plantages op voor een appel en een ei terwijl veel Cubaanse landeigenaars bleven aandringen op een annexatie met de VS, iets wat verschillende Amerikaanse presidenten ook wel zagen zitten (onder meer Thomas Jefferson). In 1890 werden alle belastingen op handel tussen beide landen opgeheven waardoor uiteindelijk tegen het einde van de eeuw de handel tussen Cuba en de VS groter was dan de handel van de VS met de rest van alle Latijns-Amerikaanse landen. Cuba was hiermee meteen de derde belangrijkste handelspartner van de VS, na Groot-Brittannië en Duitsland.
Intussen broeiden er plannen voor een tweede poging om
onafhankelijk te worden. Voortrekker van deze tweede poging was niemand
minder dan José Marti, dé grote held des vaderlands, een naam die tot
op vandaag bij elke Cubaan trots en ontzag oproept. De man was nochtans
geen grote “doener”, maar een “denker”, meer bepaald, schrijver,
journalist, filosoof en drijvende kracht achter de Cubaanse
onafhankelijkheidsbeweging. Het grootste deel van zijn leven bracht hij
in het buitenland door waar hij voortdurend bleef opkomen voor de
onafhankelijkheid van Spanje, maar eveneens waarschuwde voor de
groeiende rol en het imperialisme van de VS in de regio (hoe visionair
zou dit later niet blijken). In 1892 achtte de
onafhankelijkheidsbeweging zich sterk genoeg om een tweede aanval op
het Spaanse koloniale systeem op gang te trekken. Marti reisde naar
Santo Domingo (Dominikaanse Republiek) waar hij de Dominikaanse
generaal Maximo Gomez opnieuw voor zijn kar kon spannen en waar men de
in Costa Rica in ballingschap levende generaal Antonio Maceo eveneens
opnieuw optrommelde. Samen reisden ze naar Cuba waar ze landden in het
oostelijke plaatsje Cajobabo. Marti zelf sneuvelde al heel snel tijdens
een schermutseling in Dos Rios; de verdere strijd werd geleverd onder
leiding van Maceo en Gomez.
Dit keer blijven de gevechten drie jaar duren alvorens er een
beslissing valt, maar niet zonder een voor de toekomst van Cuba
verrassende wending. Zoals Marti al had gewaarschuwd zagen de VS in deze
oorlog hun kans om zelf het eiland onder controle te krijgen. In de
Amerikaanse media worden allerhande echte en vermeende Spaanse
wreedheden vermeld zodat uiteindelijk niemand nog gekant blijft tegen
een interventie in dit conflict. In januari 1898 sturen de VS het
oorlogsschip Maine naar Havana, zogezegd om hun staatsburgers te
beschermen. In februari van datzelfde jaar explodeert het schip in de
haven en 266 matrozen komen om. De Amerikanen beweren dat de Spanjaarden
hierachter zitten en na een mislukte poging om het eiland voor 300
miljoen US$ van Spanje te kopen verklaren de VS Spanje de oorlog.
De definitieve slag in deze tweede onafhankelijkheidsoorlog was die bij de San Juan heuvel nabij Santiago de Cuba, waar eveneens de Spaanse vloot in de baai van Santiago volledig tot zinken werd gebracht. De Spanjaarden sluiten hierop een vredesakkoord met de VS waarbij Cuba onafhankelijk wordt van Spanje (de Cubanen worden helemaal niet geraadpleegd tijdens dit vredesoverleg) maar meteen onder bescherming van de VS komt te staan. Immers, de VS hadden Cuba toch geholpen in hun strijd tegen de Spanjaarden, zo redeneerden de Amerikanen (dat de Amerikanen pas helemaal op het einde op het strijdtoneel waren verschenen, toen de Cubanen nagenoeg zelf de Spanjaarden reeds verdreven en overwonnen hadden, werd gemakshalve vergeten). Cuba kwam onder Amerikaans militair bestuur terecht.