Cuba Sí 185 – vertalingen

Cuba Sí 185 – vertalingen

Vertaling: Freddy Tack

Actualidad

Ebola – blokkade

Twee themas die de laatste weken internationaal aandacht opriepen. Enerzijds een ongelooflijk humanitair engagement van een klein, arm land, met de ter beschikkingstelling van gespecialiseerd medisch personeel aan de landen getroffen door de epidemie, anderzijds de wurgpoging van Cuba door het machtigste land in de wereld. Beelden die tot nadenken stemmen en veelsprekend zijn voor elk van hen.

Cuba en de Ebola-epidemie.

Op 12 september 2014 hielden Margaret Chan, Directeur generaal van de WGO (Wereld gezondheids organisatie)), en Roberto Morales Ojeda, Minister van Gezondheid van Cuba, een gezamenlijke persconferentie in Genève.

Samen deden zij een oproep tot alle gezondheidsministers van alle landen, om samen te werken in de strijd tegen de Ebolavirus. Roberto Morales bevestigde er eerst dat de cubaanse medische ploegen reeds aanwezig in Afrika, hun opdracht verder zetten, waaronder 23 medewerkers in Sierra Leone en 16 in Guinea Conakry.

Hij kondigde ook aan dat Cuba 165 medewerkers, dokters en verle(e)g(st)ers, ging beschikbaar stellen, allemaal vrijwilligers die reeds hebben deelgenomen aan hulpacties bij natuurlijke rampen of epidemiologische problemen.Na een intense vorming verliet de eerste groep Cuba op 2 oktober naar de ergst getroffen zones, met een tweede ploeg de 25e van de maand. Cuba staat ook in voor de vorming van boliviaanse vrijwilligers voor deze gevaarlijke opdracht.

Margaret Chan gaf een overzicht van de toestand in de drie meest getroffen landen : Guinea, Liberia en Sierra Leone, en benadrukte de noodzakelijke internationale hulp en samenwerking.

Het engagement van Cuba werd wereldwijd begroet, zelfs in de noordamerikaanse pers, en Raúl Castro herhaalde dat de cubaanse ploegen bereid zijn om samen te werken met andere ploegen, ook noordamerikaanse.

De speciale Top van de ALBA-TCP, uitgenodigd in Havana op 21 oktober om deze humanitaire crisis te bespreken, heeft ook een oproep gedaan tot samenwerking en inzet in de strijd tegen de epidemie, en staat in voor de coördinatie van de inspanningen en de middelen beschikbaar gesteld door de landen van de ALBA-TCP.

De blokkade

Op 28 oktober, eens te meer, heeft de ganse wereld de noordamerikaanse blokkade tegen Cuba veroordeeld, met een overweldigende stemming tijdens de Algemene Vergadering van de UNO voor de Resolutie 68/8, die het einde eist van de economische, commerciële en financiële blokkade. De stemming is duidelijk : 188 stemmen voor de resolutie, 2 stemmen tegen (Verenigde Staten en Israël) en 3 onthoudingen (Palau, Micronesië en de Marshall eilanden).

Wij komen even terug op twee aspecten van dit onrecht : de versterking van de financiële sancties en de gevolgen tot in Europa en zelfs in België, waar onze eigen vereniging slachtoffer was.

De financiële sancties

Alhoewel meer en meer stemmen zich verheffen, zelfs in een edito van de New York Times van 27/10/2014, voor de opheffing van de blokkade die haar ondoeltreffendheid heeft bewezen, blijft Barack Obama, die zich uitsprak voor het einde van de blokkade als kandidaat voor de Senaat in 2004, de sancties verhogen en de financiële druk op Cuba versterken.

De blokkade is zonder twijfel algemeen, zij is economisch, commercieel en financieel, maar de laatste jaren, o.a. met de spectaculaire boetes opgelegd door de VS, neemt het financieel aspect steeds grotere omvang.

De financiële druk op de cubaanse Revolutie begon heel vroeg. Reeds op 1 juli 1959 stelde het Departement van State van de Verenigde Staten maatregelen voorop zoals het verbod van openbare of privé leningen, een discriminatorische commerciële behandeling, het stopzetten van investeringen en het blokkeren van financiële transacties. In 1962, in de documenten van de operatie « Mangosta » werd bevestigd : « De revolutie kan verzwakt en vernietigd worden als de dollarstroom stopt door het verlies van kredietlijnen ».

De opname van Cuba, sinds 35 jaar, op de lijst van de landen die het internationaal terrorisme steunen, is één van de pijlers voor de rechtvaardiging van deze financiële sancties.

Sinds 2010 tot op vandaag heeft men 130 blokkadedaden kunnen vaststellen met extraterritoriale aspecten, waarvan er 81 zeker kunnen omschreven worden als financiële vervolging.

De boetes voor banken, verzekeringsmaatschappijen, reisagentschappen en ondernemingen werden vermenigvuldigd, en de opgeëiste sommen nemen ongelooflijke proporties.

Voor de 10 laatse jaren is het totaal van de boetes opgelegd door de VS in de wereld gegroeid tot 11.638.615.979 dollar.

En bij ons ?

De belgische pers gaf veel aandacht aan de boete van bijna 9 miljard dollar voor de bank BNP Paribas. Ook ING had reeds 619 miljoen dollar moeten betalen. Men is geschokt door het bedrag van de boetes, maar niemand stelt de onwettelijkheid van de amerikaanse maatregelen in vraag, ook niet hun extraterritorialiteit, ook niet het gebrek aan juridische basis voor de toepassing in Europa. Op dat vlak is het zwijgen van de pers oorverdovend.

En de vervolging treft ook België. Tijdens Manifiesta hebben wij een pamflet uitgedeeld, medegetekend door FOS (Socialistische Solidariteit), het ABVV, de Bond Moyson (Socialistische Mutualiteit van Oost-Vlaanderen) en de Vrienden van Cuba, waarvan hierna de tekst.

« CUBA. Verenigde Staten en de grootbanken : misplaatste arrogantie. »

9 miljard dollar. Dat is de monsterboete die de VS oplegde aan BNP Paribas.Valsheid in geschrifte en een rits misleidingstrucs, om zo financiële transacties in dollars mogelijk te maken met o.a. een fout regime dat net bij een genocide betrokken was, dat zijn de zwaarwichtige redenen. En BNP Paribas is niet de enige. Zo kreeg ook ING een boete van 619 miljoen dollar op grond van vergelijkbare aantijgingen.

Deze boetes zijn terecht. Maar de manier waarop de VS de financiële stromen in de wereld eenzijdig naar haar politieke hand probeert te zetten, is evenmin te rechtvaardigen . Het Amerikaanse banktoezicht is in dit verhaal immers niet zomaar gelijk te stellen met de witte ridder die ten strijde trekt tegen de financiering van volkerenmoorden en terroristische activiteiten. Het repressieve optreden van de Verenigde Staten in de banksector gaat ver voorbij de grenzen van politiek fatsoen.

Dat hebben wij zelf als Vlaamse socialistische beweging al verschillende keren kunnen ondervinden. Onze organisaties hebben sinds jaar en dag een solidarieteitsband met organisaties in Cuba. Daarbij hoort ook financiële steun.De Amerikaanse Overheid controleert alle financiële transacties in dollars. De vermelding « Cuba » in de vrije mededelingen bij de overschrijvingen is voldoende om de volledige bedragen van de transferten in beslag te nemen.

Ook de vzw Vrienden van Cuba (VvC) ondervond gelijkaardige moeilijkheden. Zij wou een ziekenhuis helpen heropbouwen dat getroffen was door een orkaan. Een deel van de betaling voor een bestelling in China werd echter onderschept. Blijkbaar was in dit geval de naam van de betalende vereniging de reden voor de blokkering van de transactie.

Waar haalt de VS het recht vandaan om financiële transacties tussen andere landen te blokkeren en het desbetrefende geld in beslag te nemen, enkel en alleen op basis van de vermelding van de naam « Cuba » ?

En het verhaal gaat nog verder. De VvC van het groothertogdom Luxemburg, wilden hetzelfde project in Cuba ondersteunen. Zij stortten 6.500 euro op de rekening van de VvC Gent. ING besliste de transactie niet door te laten gaan.

Waar haalt ING het recht vandaan om financiële transacties in euro’s tussen Europese rekeningen te blokkeren op grond van een verwijzing naar Cuba ? »

De druk op de banken is steeds maar sterker en de vrees voor monsterboetes steeds groter. De gegeven voorbeelden en de bekende gevallen laten geen twijfel over de extraterritorialiteit van de maatregelen eenzijdig opgelegd door de regering van de Vrenigde Staten.

Het is overduidelijk dat deze politiek Cuba treft in alle financiële transacties, en het bekomen van leningen en investeringen ingewikkelder en duurder maakt, de buitenlandse handel van het eiland complexer maakt, de prijs van het transport verhoogd, enz.

Hiet tegenin, een gans andere benadering, besliste de IFAG (Internationale Financiële Actie Groep) op 24 oktober, Cuba te schrappen van zijn controlemechanismen, als erkenning van de inspanningen geleverd door dit land voor het beletten van het witwassen van kapitalen en de financiering van het terrorisme. Tijdens een vergadering in Parijs heeft de IFAG Cuba geschrapt van de « grijze » lijst, wat het internationaal vertrouwen in het cubaans financieel systeem bevestigde. De vertegenwoordigers van verschillende landen hebben de permanente inzet van Cuba in de steun aan het actieplan van de IFAG benadrukt en de constructieve houding van dit land onderlijnd tijdens de bezoeken van delegaties van de IFAG in Havana. Ter dezer gelegenheid hebben cubaanse diplomatieke middens medegedeeld dat « het cubaans grondgebied nooit gebruikt werd en nooit gebruikt zal worden omterroristische daden tegen om het even welk land te organiseren, te financieren of uit te voeren ».

Freddy Tack

CULTURA

Interview met Laurent Cantet.

Regi Rotty

REGI : U hebt de « Palme d’Or » gewonnen in 2008 met de film « Entre les murs », mag men zeggen dat u iemand bent die wenst in het hart van de mens te kijken ?

LAURENT CANTET : Ja ; ik interesseer me diep voor de personages van mijn films. Ik heb altijd de indruk dat de personages centraal staan in wat ik te vertellen heb, want wat mij ligt is een vertelling te brengen met de subjectiviteit van dit of ander personage. En ik hou ervan de tijd te geven aan het personage om te bestaan op momenten dat men de indruk heeft dat men misschien sneller zou kunnen gaan, maar ik heb die ogenblikken nodig omdat het zo is dat men een personage werkelijk opbouwt met wie men graag zou praten.

REGI : Hebt u een speciale relatie met Cuba, want het is niet de eerste keer dat u er heen gaat om een film te draaien ? U hebt reeds « La fuente » verwezenlijkt, één van de 7 stukken van de film « 7 jours à La Havane ». Wat bindt u met Cuba ?

LAURENT CANTET : Het is moeilijk om te weten waarom men op iemand verliefd is, waarom men verliefd is op een land. Ik ben er dikwijls geweest, telkens ik er aan kom heb ik de indruk me er goed te voelen. Ik denk dat er veel nieuwsgierigheid schuilt in mijn denkwijze, het is een ingewikkeld land om te begrijpen en telkens heb ik de wens om het een beetje beter te begrijpen, de indruk dingen te begrijpen die de volgende keer niet meer waar zijn. Er is dit mysterie dat mij aantrekt in Cuba, en dan is er de warmte van de Cubanen, het genoegen een avond door te brengen met 3 of 4 cubaanse vrienden die een warmte uitstralen, en dan hun humor…zelfs om te spreken over de hardste of moeilijkste dingen is er altijd humor die doorschijnt, er is een energie die ik zeer mooi vindt.

REGI : Mag men zeggen dat er emoties zijn die men daar kan zien en beleven die sterker zijn dan in andere delen van de wereld ?

LAURENT CANTET : Ik denk dat er een historische dimentie is. Er gebeurden zo bijzondere dingen in Cuba. Men heeft er werkelijk iets uitgevonden, alhoewel ik niet kan oordelen wat men heeft uitgevonden, zelfs indien ik denk dat er in deze geschiedenis dingen zijn die min of meer gelukkig waren. Ik denk dat zij ons terzelfdertijd veel kunnen vertellen over die ervaring. En dat geeft een densiteit aan de relaties die wij kunnen hebben met de mensen die zeer mooi is.

REGI : Waarom is alles gefilmd op één site met zicht op de Malecon, de stad Havana en de zee, en waarom slechts 5 hoofdpersonages ?

LAURENT CANTET : Ja, het is juist dat er een theatrale dimensie in het geheel zit, een eenheid van plaats, een eenheid van tijd, dat leek mij goed omdat het toelaat aandachtiger te luisteren naar de geschiedenissen die men ons vertelt. Men wordt niet gestoord door een dramatische lijn die men had moeten vinden indien het over meerdere dagen liep. Een dag zou men op het strand zitten, een andere dag op een terras. Hier, denk ik, waren het de geschiedenissen die mij aanbelangden, wat zij allemaal tegen mekaar gingen zeggen, en het in de tijd bundelen geeft ook een soort urgentie aan hetgeen zij te vertellen hebben. Dat zij niet kunnen wachten. Zij zien mekaar en alles moet gezegd worden. En ik vind dat dit juist iets intenser geeft op niveau van de film.

REGI : Uitgezonderd Aldo lijken de hoofdpersonages te behoren tot de cubaanse intellectuele elite. Ziet u dit ook zo ?

LAURENT CANTET : Misschien niet de elite, maar het zijn zeker intellectuelen of kunstenaars, wat mij interesseerde…want alles moest door de dialoog gaan, deze overweging over hun leven. En het is juist deze generatie intellectuelen die in de revolutie geloofde, die studeerde om deel te nemen aan het nationale élan en die verrast werd door de val van de Sovjet-Unie, door de grote miserie die hierop volgde in Cuba, de speciale periode waar alle Cubanen nog over spreken met terreur. Die jongeren kwamen op een leeftijd waar zij een rol hadden kunnen spelen in de wording van het land en zij werden opzij gezet door een soort verraad van de geschiedenis.

REGI : In de film spreekt Amadeo over de moeilijkheden die hij had door 500 $ te krijgen van een firma uit Canada, voor een werk dat hij schreef. Heeft de cubaanse schrijver, Leonardo Padura, die in Cuba leeft en met u het scenario schreef dergelijke moeilijkheden ondervonden ?

LAURENT CANTET : Naar mijn weten niet, maar de tijden zijn veel veranderd. De allusie op die 500 $, dat is de periode waar, om te overleven, in volle speciale periode, men het gebruik van de dollar verbiedt die anders een soort munt zou worden voor de zwarte markt. De dollar werd dus uitgesloten en zij die dollars hadden werden verondersteld ze uit te wisselen tegen pesos. Dit is dus een zeer bijzonder ogenblik van de geschiedenis waar dollars bezitten verboden was. Vandaag zijn de zaken toch aardig veranderd en Leonardo verbleef altijd in Havana, heeft altijd verder geschreven, en werd nooit… ik denk dat hij heel goed weet tot waar hij mag gaan, maar hij is steeds nogal kritisch gebleven t.o.v. leiding.

REGI : U kon vrij werken in Cuba en welk is het verschil met andere landen om de nodige toelatingen te krijgen om een film te maken ?

LAURENT CANTET : Er is geen groot verschil, wij hebben de toelating gekregen voor het draaien. Wij hebben het scenario voorgelegd aan het ICAIC, het instituut voor audiovisuele en cinematografische schepping, zo iets, het equivalent van een filmbureau dat ons de toelating gaf te draaien en dan, daarna, heeft men niet meer gekeken naar wat wij aan het doen waren. En de film gaat voorgesteld worden op het Festival van Havana in december, van 4 tot 14 december.

REGI : Sommige mensen gaan zich een beeld vormen van Cuba op basis van uw film. In de film zijn er veel kritieken op de cubaanse regering maar er zijn ook nuances, zoals bijvoorbeeld Amadeo die zegt dat de Cubanen in Spanje niet de waarheid vertellen als zij spreken over Cuba, maar er zijn ook overdrijvingen wanneer men zegt : dat moet de enige Cubaan zijn die werkt. Wat dent u daarover ?

LAURENT CANTET : Dat maakt deel uit van de cubaanse humor. Ik denk niet zo een zwart beeld te geven van Cuba, ik heb de indruk dat de film praat over zaken die ik, als buitenlander, als fransman, ook kan gevoelen. Wat mij het meest boeit is niet de cubaanse geschiedenis op zichzelf, maar eerder wat zij universeel heeft. Ik kan deze desillusie voelen op mijn schaal in Frankrijk. Dit verlies van ideaal kan ik herkennen in de wijze waarop ik denk met minder passie de politiek te beleven dan toen ik jonger was. Het is deze heimwee naar de tijd toen wij adolescent waren die het begin van de film uitmaakt. Het heroproepen van hun herinneringen. Ik denk dat ik ook dat kan delen. Het is eerder een zaak van leeftijd dan van aardrijkskunde. En het is ook dat wat mij boeide om deze film te maken. Ik had het gevoel dat ik terugvond…zelfs indien de beschreven toestand zeer cubaans is, vond ik alle themas terug die ik gewoonlijk in mijn films behandel. Het ideaal dat zich verwoest in de confrontatie met een werkelijkheid die harder en steviger is. Het is ook de nostalgie, ik behandel die dikwijls in mijn films. De groep, het belang van de groep. Voor mij was het zeer belangrijk deze 5 personen te filmen die mekaar zaken zeggen die ze niet zouden kunnen zeggen moesten niet van mekaar houden. Zelfs als ze onaangenaam zijn. Dit zijn allemaal zaken die het zuivere cubaanse kader overschrijden en die daarenboven mijn positie in de film rechtvaardigen.

REGI : In de index van de menselijke ontwikkeling die de Verenigde Naties elk jaar opmaken houdt men rekening met drie zaken : de gezondheid, het onderwijs en de economie, maar niet met de veiligheid in de straten die zeer belangrijk is voor de kwaliteit van het leven en goed is in Cuba. Voor de eerste twee punten scoort Cuba goed, daarentegen is de economie niet zo sterk, maar doorheen dit alles, op 175 landen, zit Cuba steeds tussen de 50 en 60 in het landenklassement, dit wil zeggen juist na de meest ontwikkelde landen in de wereld, wat niet zo slecht is. U kent goed Haïti dat juist naast Cuba ligt, kan u een vergelijking maken ?

LAURENT CANTET : Ja, en juist daar vind ik dat er verwezenlijkingen zijn van de revolutie waar men echt rekening moet mee houden, zeker het onderwijs. Je ziet de kinderen in de straten vanCuba, zij zijn aan het voetballen of zijn op weg naar school. Wanneer je naar Haïti gaat, of zelfs naar plekken waar er minder problemen zijn dan in Haïti, zoals de Dominikaanse Republiek, zoals Brasil, dan zie je kinderen die werken, kinderen voor wie de school een ver souvenir is, en dit vind ik iets essentieel. En ik denk dat er niet veel landen zijn in de regio waar men veel beter leeft, materieel veel beter leeft dan in Cuba, niettegenstaande de nogal uitzonderlijke omstandigheden te wijten aan de amerikaanse blokkade. Er is toch iets dat gewerkt heeft, tegen alles in, in deze geschiedenis, om het even de afstand die ik in staat ben te nemen t.o.v. de cubaanse revolutie. Ik hou hier geen lofrede, maar ik denk dat men dikwijls de zaken in te zwart maakt. In elk geval wat de geneeskunde en het onderwijs betreft erkent iedereen dat het eerder goed is. De materiële condities zijn, denk ik, eerder beter dan in veel naburige landen. Blijft dan de individuele vrijheid, daar is er misschien beter dan Cuba, en terzelfdertijd denk ik dat het aan het veranderen is. Het bewijs is de film die wij konden maken, die in Cuba getoond wordt en ik denk dus dat er een ruimte komt voor discussie en nadenken die zich aan het openen is.

REGI : Verwijst de titel van de film naar het gedicht, reis naar Ithacus, van de griekse dichter Constantine Cavafy ?

LAURENT CANTET : Nee, het is eerder naar de reis van Ulyses zelf. Het is de gedachte van dit koninkrijk dat bij de terugkeer terug moet veroverd worden, het is ook de wens de film te binden aan wat er mythologisch kan zijn in het beeld dat men heeft van Cuba, een meer politieke mythologie natuurlijk, maar Cuba was voor een generatie linkse mensen een soort mythologische plek waar de helden Castro en Che noemden. En ik vind het altijd leuk jongeren te zien rondlopen met het gezicht van Che op hun buik want er is daar een mythologie en op slag is de film ook deze mythologie confronteren met de belevenissen van de mensen.

REGI : Mijn laatste vraag. Wat zijn uw banden met België ? Ik zag op het einde van de film dat u de cameras hier huurde en dat u hier van een Tax-Shelter kon genieten ?

LAURENT CANTET : Wij hadden een coproductie met Panache Productions omdat dit een film is die in Frankrijk moeilijk et financieren was in de mate dat hij in het spaans is en dat de franse televisies hier niet gemakkelijk op ingaan, op slag hadden wij ook een coproductie nodig met België.

En op slag heb ik ook enkele postproductiehandelingen in Luik gedaan, om geld in België uit te geven ; en België is een plaats waar ik heel gelukkig ben dat de film verspreid wordt en waar ik goede relaties heb met de distributie. Ik heb een trouwheidsrelatie met Cinéart die al mijn films heeft uitgebracht, en dat is eerder aangenaam.

De terugkeer naar Ithacus.

Een film van Laurent Cantet (France) – distributie door Cinéart.

Op onze schermen vanaf 3 december 2014. 

Anne Delstanche

Alles speelt zich af op een terras waar de personages, 5 jeugdvrienden, verschillende periodes van hun leven aanhalen. Zij maken deel uit van die generatie die deelnam aan het revolutionair gebeuren, met de entoesiasmes en de ontgoochelingen, de emoties, de vraagtekens, de kritieken. Allen geloofden in hun revolutie, hebben zich ingezet, en kregen de harde slag van de aankomst van de « speciale periode » , een zeer moeilijk ogenblik die op het verdwijnen van de Sovjet Unie volgde, in een geopolitieke stroom die bijna alles meesleepte op zijn doorgang. Een film die vanaf de eerste beelden de aandacht trekt alhoewel er bijna geen enkele actie is.

De personages roepen al deze etappes op die diep hun leven hebben getroffen. Er zijn er die er verder in geloven, zij die voor corruptie kozen, de compromis op zoek naar persoonlijke voordelen, deze die afzien van hun dromen, deze die het land verlaten hebben, de gesloten perspectieven, de onvoldoende salarissen, de stugheid van de instellingen, de druk en het onbegrip van een beperkende culturele politiek. 

Nochtans hebben sommige leiders nooit de strijd opgegeven om voor de kunstenaars een uitdrukkingsruimte te openen die zij nodig hebben, soms een moeilijke strijd en niet altijd aan de winnende hand, maar waar sommigen zoals Alfredo Guevara, directeur van het ICAIC ( Cubaans Instituut voor de Cinematografische Kunst en Industrie), Abel Prieto, Minister van Cultuur, steeds steun hebben gegeven, die een open culturele politiek verdedigden. De cubaanse maatschappij, zoals elke andere, was een plaats van confrontatie van verschillende opvattingen en visies. Ook te benadrukken dat vandaag de zaken sterk veranderd zijn en dat het land zich op vele vlakken sterk heeft geopend.

Sinds de overwinning van de revolutie heeft Cuba nooit in een vredescontext kunnen leven. Het bestoken was bestendig : militaire tussenkomsten, talrijke terroristische aanvallen tegen het eiland, destabilisatiepogingen, economische blokkade, hielden nooit op gedurende deze 55 jaar revolutie en gaan vandaag nog door. En het is geen eenvoudige zaak het volledige land te hervormen en de economie tot tweemaal toe in de urgentie te moeten hervormen, een eerste keer wanneer de Verenigde Staten een drastische blokkade opleggen die nog steeds versterkt wordt, de tweede keer bij het verdwijnen van de Sovjet Unie, toen van de ene dag op de andere 80% van de commerciële relaties ophielden te bestaan, het land achterlatend in een dramatische crisis.

De desillusie behoort tot dezen die te veel gedroomd hadden en los stonden van de werkelijkheid. Men mag nooit vergeten dat elke menselijke constructie op hem gelijkt in zijn gebrekkigheden en dat men bestendig moet vechten om de valstrikken te vermijden. En indien de revolutie niet altijd een zo positief gelaat heeft getoond is zij ook niet wat men er hier wil van maken, een repressief en occult monster. Zij voerde een moeilijke strijd om haar doelstellingen te bereiken, niettegenstaande de interne fouten en alles wat gedaan werd om haar het ademen te belemmeren. Een maatschappij die op zichzelf staat om de slagen te vermijden heeft tendens zich af te sluiten, zich te beschermen, wat de opening niet bevoordeelt en dit maakt haar zwakker, kwetsbaarder, doet ongenoegen groeien. Een buitenkans voor diegenen die ze willen vernielen want sclerose doodt ook.

Een film die in de juiste toon blijft en het woord geeft aan cubaanse intellectuelen, zonder de lopende buitenlandse beoordelingen, zonder binding, waarin sommige buitenlandse « observatoren » gespecialiseerd zijn en die in twee pennetrekken een complexe werkelijkheid, die men in enkele weken ter plaatse niet overheerst, misvormen en vereenvoudigen. De personages zijn innemend, met een overgevoelige tederheid en die zo cubaanse menselijke warmte. Dit is ook een bijdrage van de revolutie, die diepe menselijke waarde die u op een andere planeet brengt, de grote verdienste de klasseminachting uitgeroeid te hebben die vandaag nog gans Latijns Amerika ondermijnt. Op Cuba behandelt iedereen elkeen op dezelfde voet, een onschatbare rijkdom !

De Cubanen tasten naar een uitweg die hen niet terugbrengt naar de neoliberale catastrofe die de wereld uittest. De grondvraag is : hoe de sociale rechtvaardigheid en de onafhankelijkheid vrijwaren. Niemand heeft echt het antwoord maar niemand geeft zich voor overwonnen.

Een interessante film, teder, die moet doen nadenken met het opzijzetten van alle stereotypes die onze hersenen vullen.

Meesterlijke spelers zoals Isabel Santos of Jorge Perrugoría.

Dank u aan Laurent Cantet die gelijk heeft te denken dat « men niet over Cuba kan spreken zonder het woord te laten aan de Cubanen ».

(Het artikel eindigt met de tekst van een lied van Silvio Rodriguez, die ik mij niet waag te vertalen, ik ben alles behalve een poeet – FT).

HISTORIA

JULIO ANTONIO MELLA

In ons vorig nummer hebben wij de stichting en de eerste stappen van de eerste Communistische Partij van Cuba besproken, evenals het leven van Carlos Baliño, één van de stichters van de partij en propagandist van de marxistische ideeën in Cuba.

Onder de medestichters van de partij was er een jonge, dynamische, opvallende figuur, actief op alle fronten, Julio Antonio Mella. Hij wordt, op bevel van Machado, vermoord op zijn 26e jaar.

Vandaag schetsen wij het kort, intens leven van deze jeugdige revolutionair.

Julio Antonio Mella is geboren op 25 maart 1903 in Havana. Aangezien de wetgeving in voege niet toeliet kinderen geboren buiten het huwelijk te erkennen, werd hij aangegeven onder de naam Nicanor Mac Partland Diez. Tussen 1903 en 1918 neemt zijn moeder, Cecilia Mac Partland, hem regelmatig mee naar de Verenigde Staten. Hij loopt de lagere school in verschillende katolieke en vrijzinnige colleges, in functie van de verplaatsingen van zijn familie. Opgevoed in de twee talen, beheert hij zowel het spaans als het engels. Van 1915 tot 1917 verblijft hij in de woonplaats van zijn moeder in de Verenigde Staten.

Op 16 juni 1919 start hij zijn secundaire studies in Havana en haalt zijn baccalaureaat in 1921. Hij schrijft zich dan in aan de Universiteit van Havana, in de Rechten en Filosofie en Letteren. In die periode beslist hij de naam aan te nemen van zijn vader en neemt hij de identiteit van Julio Antonio Mella.

1922 – De praktijken rond de initiatie van nieuwe studenten verbauweren hem, hij beschouwt ze als een inbreuk op de menselijke waardigheid. Met een dertigtal studenten uit verschillende faculteiten sticht hij het broederschap van de Manicatos, een term van de oorspronkelijke indianenstammen, zijn eerst opstandige kreet tegen een vorm van onderdrukking. Op 19 jaar wordt hij beheerder van het universitair tijdschrift Alma Mater (nog steeds uitgegeven in Cuba vandaag) en talrijke van zijn artikels worden er in opgenomen. Hij staat aan de leiding van de Universitaire Hervorming en sticht de FEU (Federatie van Universitaire Studenten), waavan hij secretaris wordt.

1923 – In maart organiseert hij het Eerste Nationaal Congres van de Studenten, met als hoofdpunten de problemen van de studenten in die periode en de sociale en economische toestand van het land. In de verklaring van de Rechten en Plichten, waarvan Mella de auteur is, wordt de plicht opgenomen voor de student om zijn kennis te verspreiden in de gemeenschap, vooral bij de handarbeiders. In juni wordt hij voorzitter van de FEU. Hij sticht dan het tijdschrift « Juventud », orgaan van de Hernieuwende Studenten van de Universiteit van Havana. Maar zeer snel beseft hij dat men, om de universiteit te veranderen, eerst de maatschappij moet veranderen. Hij wordt bevriend met Alfredo López, leider van de Arbeidersfederatie van Havana, die de studenten steun kwam brengen en samen starten zij de eerste cursussen van de Volksuniversiteit José Martí, om de toegang te bevorderen tot de studies van de kinderen van de arbeiders en van de arbeiders zelf.

1924 – Mella treedt toe tot de Communistische Groepering van Havana en wordt voorzitter genoemd van de Anticlericale Federatie. Hij steunt toen ook de Beweging van Veteranen en Vaderlandsliefhebbers (vereniging van strijders van de onafhankelijkheidsoorlogen). In september staat hij aan het hoofd van de protestacties tegen de aanwezigheid in Havana van het fascistisch schip « Italia ».

1925 – In maart is het terug Mella die op kop staat van de betogingen voor het zelfbeschikkingsrecht van het Pijneiland (vandaag Jeugdeiland).

In april, samen met Baliño en andere voorlopers, sticht hij de eerste Communistische Partij van Cuba, en wordt opgenomen in het Centraal Comité van de nieuwe partij (zie ook Cuba Sí 184, pp. 12-13).

Op 1 mei neemt hij het woord tijdens verschillende volkssamenkomsten ter ere van het feest van de arbeid.

In juli sticht hij de Anti-Imperialistische Liga van Amerika en het Polytechnisch Instituut Ariel, samen met A. Bernal del Riesgo.

Op 25 september wordt hij door de disciplineraad tijdelijk uitgesloten van de Universiteit.

Op 27 november wordt hij door de politie van de dictator Machado aangehouden wegens « terroristische daden ».

Van 5 tot 23 december gaat hij in hongerstaking en wordt uiteindelijk op 23 december vrijgelaten, o.a. dank zij de talrijke steunbetogingen voor zijn bevrijding. Gezien zijn leven in gevaar is raadt de Partij hem aan uit te wijken en hij trekt via Honduras naar Mexico.

1926 – Kort na zijn aankomst in Mexico sluit hij aan bij het Uitvoerend Comité van de Anti-Imperialistische Liga en wordt lid van de mexicaanse communistische partij. Hij sticht de vereniging van de Proletarische Studenten en haalt zijn diploma in de Rechten. Hij maakt kennis met Tina Modotti, een italiaanse intelectuele. Tijdens een betoging in steun aan Sacco en Vanzetti wordt hij aangehouden. Hij werkt mee met verschillende tijdschriften (Cuba Libre, El Libertador, Tren Blindado, El Machete, Boletin del Torcedor) en schrijft talrijke artikels, o.a. voor El Machete, het tijdschrift van de Communistische Partij. In steun aan de strijd van Augusto César Sandino, tegen de noordamerikaanse interventies in Centraal Amerika, sticht hij het Comité « Manos fuera de Nicaragua ».

1927 – Julio neemt deel aan het Wereldcongres tegen de Colonialistische Onderdrukking en het Imperialisme, in Brussel. Hij verklaarde : « Het imperialisme is de hoofdvijand van Amerika. Daarom is de strijd tegen het imperialisme, door alle krachten en tendensen, van de arbeiders tot de boeren, tot de nationale bourgeoisie (alhoewel dat de meerderheid ervan in staat is te verraden), de belangrijkste strijd is op dit ogenblik ». Na het congres bezoekt hij de Sovjet-Unie gedurende meerdere weken.

Terug in Mexico herneemt hij zijn activiteiten, schrijft en neemt het woord waar nodig. Hij neemt deel aan de werkzaamheden van de Nationale Liga van de Landbouwers van Mexico, en start een polemiek met Victor Raúl Haya de la Torre, over de politieke rol van de APRA. 

Als lid van het Centraal Comité van de Communistische Partij van Mexico strijdt hij voor de landbouwhervorming, voor de nationalisatie van de petroleumsector en steunt hij de stakingen van de mijnwerkers.

1928 – In mei van dit jaar start het tijdschrift « Cuba Libre » de uitgave van de belangrijkste hoofdstukken van zijn werk « Hacia donde va Cuba ? » (Waar gaat Cuba naartoe?). Hij spreekt er zich uit tegen het Platt-amendement, stelt de zogezegde wederzijdse akkoorden aan de kaak die opgelegd worden door de Verenigde Staten, pleit voor een landbouwhervorming en het geven van land aan de armste boeren, hij roept op voor een andere staatsorganisatie, gesteund op democratische principes (vrijheid van vereniging, van spreken, van de pers), komt op voor het uitsluiten van rassendiscriminatie, zet aan tot het stichten van volksmilities, stelt een plan voor van integrale opleiding en verdedigt de universitaire autonomie.

Het is ook in de lente van ditzelfde jaar dat hij, samen met Leonardo Fernández Sánchez en Alejandro Barreiro, de « Vereniging van de Nieuwe Revolutionaire Cubaanse Uitwijkelingen » (Anerc) sticht, een vereniging geïnspireerd door de Revolutionaire Partij van Cuba van José Martí. Het gaat om een breed front, open voor allen die tegen de dictatuur van Machado zijn, en moet de arbeiders en de boeren verenigen met de middenklasse om de tyrannie te bestrijden door de gewapende strijd. Zeer snel beschikt de vereniging over lokale afdelingen in Mexico, Cuba, Parijs, Bogota, New York en Madrid. Alles wijst erop dat deze vereniging een bedreiging vormt voor het regime van Machado die niet zal nalaten te reageren. De spionnen van Machado in de vereniging lichten hem in over de ontschepingsplannen die reeds ver gevorderd zijn. Leonardo Fernández Sánchez krijgt een bericht vanuit Cuba : « Er is een plan om Mella te vermoorden. Er vertrekken mensen van hieruit. De informatie komt van het presidentieel paleis ». 

Op 10 januari 1929, op het einde van de namiddag, verlaat Julio Antonio Mella de lokalen van de zetel van de Internationale Rode Hulp in Mexico, met Tina Modotti, zijn levens- en strijdgezellin en grote liefde, en gaat naar de post om er een telegram te versturen wanneer, op de hoek van de Abraham Gonzalezstraat en de Morelosstraat van de mexicaanse hoofdstad, men twee schoten hoort, men heeft Julio Antonio in de rug geschoten. Tina ziet hem nog enkele stappen doen en dan stort hij in mekaar. Voorbijgangers horen hem zeggen : « Machado heeft mij doen vermoorden ».

In de armen van Tina fluistert hij : « Ik sterf voor de revolutie » en « Tina, ik sterf ».

Een voertuig van het Rode Kruis neemt hem op, maar alle pogingen om hem te redden zijn hopeloos.

Twee maand na het halen van zijn 26 jaar, na een kort, actief en intens leven, valt een grote revolutionair. Altijd aan de spits van de strijd tegen de dictatuur van Machado, voor de emancipatie van de arbeidersklasse, voor het zelfbeschikkingsrecht van de volkeren, tegen het colonialisme en het imperialisme.

Pablo de la Torriente Brau beschreef hem als « Jong, mooi en uitdagend, zoals een held van Homerus ».

Rubén Martínez Villena, in de verklaring van de Communistische Partij van Cuba bij het vernemen van de dood van Mella, verklaarde : « De arbeiders van Cuba, van Amerika en van de wereld rouwen omdat een moedige, sterke en onmisbare strijder gevallen is ».

Julio Antonio Mella blijft een voorbeeld voor de cubaanse jeugd, een boegbeeld voor de volksstrijd en één van de grote voorlopers van de strijd die zal leiden tot de overwinning van 1 januari 1959.

Bronnen : zie Cuba Sí 185, p. 13)

Freddy Tack

SALUD

Prof. Dr. Rodrigo Álvarez Cambras

ORTOPEDIA 2014 ging door van 22 tot 27 september 20144 in Trinidad en verenigde orthopedisten, dokters en techniekers uit de ganse wereld. Het congres werd voorgezeten door Prof. Dr. Rodrigo Álvarez Cambras, Directeur van het Orthopedisch hospitaal Frank País in Havana en Voorzitter van de Cubaanse Vereniging van Orthopedie en Traumatologie.

Heden telt Cuba meer dan 1.300 orthopedisten, grote beroepsmensen, actief in alle hospitalen van het land en ook in het buitenland. De externe RALCA prothesen, in de jaren ’70 ontworpen door Professor Álvarez Cambras, worden nu gebruikt in de meerderheid van de latijnsamerikaanse landen, en zijn ook beschikbaar in de Verenigde Staten, Canada, Frankrijk, Spanje, en in de arabische en afrikaanse landen. Deze protheses hebben hun nut bewezen tijdens natuurlijke catastrophes, o.a. in Pakistan, tijdens de aardbeving in 2005, die meer dan 73.000 doden bracht. Ongeveer 2.000 cubaanse dokters en verzorgers zijn toen ter plaatse gegaan om gedurende 8 maanden bij de 2 miljoen personen bij te staan. Dank zij het gebruik van de externe orthopedische prothesen werden ontelbare gekwetsten verzorgd en gered van een amputatie van één van hun lichaamsleden.

Vandaag beheersen de Cubanen het maken van prothesen en klassieke orthopedische apparatuur en zij breiden hun kwalificaties uit tot bio-electrische en meer spitstechnologische modellen.

De duitse firma Otto Bock, gesticht in 1919, op het einde van de Eerste Wereldoorlog, is met haar 42 dochtermaatschappijen de internationale leider geworden inzake prothesen en orthesen, neurale inplantingen en produkten voor de reëducatie van kinderen. Hun visie : zoveel mogelijk mobiliteit en onafhankelijkheid als mogelijk verzekeren.

Otto Bock werkt reeds lang samen met het departement « Ortop » van het hospitaal Frank País. Tijdens het congres in Trinidad heeft de firma zich geëngageerd om 3,5 miljoen euro te investeren, onder de vorm van machines en technisch materiaal, in domeinen zoals de technologie van carbonvezels of technieken van electronische leiding. Maar het partnership zal daar niet eindigen. De duitsers overwegen ook de bouw van een fabriek voor orthopedische ondederdelen en stukken, in de speciale zone van Mariel, alsook voor biotronische en mecatronische componenten, voor Cuba en gans Latijns Amerika.

Maar wie is Professor Dr. Rodrigo Álvarez Cambras, de onderhandelaar van dit partnership ?

Hij werd geboren in 1934 in Candelaria (Pinar del Rio) en zijn vader wou hem ingenieur zien worden van wegen en bruggen. Heel jong woont hij machteloos de lijdensweg en de dood bij van zijn vader, slachtoffer van tuberculose en diabetes, en hij beslist dokter te worden in interne geneeskunde. Op een dag, tijdens een betoging tegen het regime van Batista, wordt hij, gekwetst aan de enkel, opgenomen in de orthopedische afdeling van het Hospitaal Calixto García. Andere gekwetsten komen aan en hij helpt het personeel bij het plaatsen van plaasters en verbanden. Het boeit hem en na het slagen van een examen bekomt hij een officiële plaats van student in orthopedie. In 1956 sluit het regime van Batista de universiteit, maar de jonge Rodrigo behoudt een job in de Calixto García.

De Revolutie was op komst. Het consultatiebureau van zijn peter, Dr. Antonio Pulido, specialist in ademhalingswegen, heeft een geheime doorgang die naar een klein zaaltje gaf waar gekwetste guerilleros worden opgenomen. Talrijke strijders werden er verzorgd, maar de politie ontdekt de schuilplaats. Zijn peter wordt gedood en hijzelf wordt in extremis gered en vrijgelaten, dank zij de tussenkomst van een politieagent. Maar hij zet de clandestiene strijd verder tot de triomf van de Revolutie.

In 1964 eindigt hij zijn studies en, op vraag van Fidel, neemt hij deel aan de guerilla van Che Guevara in Congo, als strijder en ook als geneesheer. Een maal per week gaf hij consultaties in het hospitaal van Brazzaville waar talrijke congolese patienten hem opwachten. Naast de militaire strijd mag hij ook fier zijn om de eerste vaccins tegen polio in Afrika te hebben toegekend.

Hij ontmoet zijn toekomstige echtgenote, de française Christine Hauville, die in Brazzaville leefde met haar familie. In 1968, in Parijs, loopt de studentenrevolte en groeit de mythe van Che Guevara. Rodrigo Álvarez beëindigt er een graduaat in orthopedische geneeskunde en ontwikkelt zijn smaak voor de franse taal en cultuur, evenals een grote interesse voor de arabische cultuur. Op medisch vlak werkte hij in Frankrijk met simpele orthopedische toestellen, die hem geen voldoening geven. Samen met een vriend technieker ontwerpt en maakt hij zijn beruchte externe fixator RALCA, ondertussen het symbool van de cubaanse orthopedie geworden. Hij richt een atelier op in het hospitaal Frank País : de actuele fabriek Ortop-RALCA.

Wereldbekende orthopedist, geboeid door zijn beroep, reist hij overal in de wereld, en wordt lid van 19 buitenlandse verenigingen. Gezien zijn belangstelling en zijn kennis van de arabische cultuur heeft Fidel hem meermaals diplomatieke opdrachten toevertrouwd bij arabische leiders en bij staatshoofden in de islamitische wereld. Uitstekende chirurg, professor, spreker, bouwt hij een prestigieuse carrière en bekomt talrijke eretitels. In januari 1995 reikte de President François Mitterand hem de Légion d’Honneur uit.

Op 80 jaar is Rodrigo Álvarez Cambras ook een schattige man, vader van 7 kinderen -waaronder een zoon orthopedist en een andere chirurg- hij heeft 12 kleinkinderen en 2 achterkleinkinderen. Hij houdt van muziek en lectuur, van geschiedenis van de oudheid, van schilderkunst, die hij als amateur uitoefent tijdens zijn schaarse vrije tijd. 

Zijn leven stond in het teken van de orthopedie die hij met passie en eenvoud heeft uitgeoefend. Hij deelde het principe van José Martí dat « de dokter een goede vriend is ». Het is zeker dat hij de droom van zijn leven heeft waar gemaakt met de stichting van het internationaal orthopedisch wetenschappelijk complex « Frank País » en met het afsluiten van de akkoorden met de duitse firma Otto Bock.

Een rijk parcours van een man wiens vader een ingenieur wou maken, en die uiteindelijk « ingeniero de los huesos » is geworden (beenderingenieur).

Monique Dits

ASOCIACIÓN

45 jaar VVC.

De toespraak van onze voorzitster, Alexandra Dirckx, was in drie talen. Wij vertalen hier enkel de passages die in het frans en het spaans gebracht werden.)

Onze maatschappij is veel veranderd sinds 1969 en wij moeten uiteraard volgen. Maar niet enkel onze maatschappij is veranderd. Ook de cubaanse samenleving evolueerde en blijft steeds veranderen. Ons bulletin « Cuba Sí » geeft trouwens een goed beeld van deze evolutie. En daar staat het niet bij stil. Sinds enkele jaren bewerken wij ook de digitale wereld met een gevarieerde website en recent met het starten van een Facebook pagina. De informatie gaat nu veel sneller, wat essentieel lijkt om het dynamisme van onze samenleving te volgen.

Cuba heeft ons steeds gestimuleerd. Onze activiteiten werden erkend door een samenwerkingsakkoord tussen onze vereniging en het ICAP (Cubaans Instituut voor de Vriendschap met de Volkeren). Naast het ICAP kregen wij steeds de steun van de opeenvolgende ambassadeurs en de ambassademedewerkers. Wij moeten hen hier danken voor hun aanmoedigingen en hun ware vriendschap. Dank u wel !

Wij waren gelukkig niet de enigen met interesse voor de internationale solidariteit. Dit was ook het geval van vele andere verenigingen en onze wegen kruisten soms. Zo hebben wij, o.a. met OXFAM en anderen een platform opgericht tegen de blokkade. FOS-Socialistische Solidariteit heeft ons inspiratie gegeven en wij werkten samen aan een brochure over gezondheidszorgen in Cuba. Het is wel de eendracht die sterk maakt. En wij steunden ook talrijke activiteiten voor de bevrijding van de 5 Cubanen, samen met ICS, Christenen voor het Socialisme en talrijke internationale groepen die voor dezelfde zaak opkomen.

Wij hebben veel domeinen betreden en dit gaf ons unieke ontmoetingen en vriendschapbanden voor het leven. Spijtig genoeg was niet alles glimlach en succes. Het leven ontnam ons dierbare vrienden en tijdens activiteiten zoals deze herleeft hun aanwezigheid sterk in onze harten. En ik durf zeggen dat zij vanavond bij ons zijn, hun bijdrage leeft voor altijd in de verwezenlijkte projecten. 

Beste vrienden ik wil vandaag meer dan ooit het belang van ons bestaan onderlijnen. Dit bevestigt dat er elke dag mensen zijn die in de solidariteit geloven. En dat een andere wereld mogelijk is. In deze zaal zijn er mensen die zich inzetten om projecten te ontwikkelen rekenend op hun wens om vooruit te gaan. Ik weet bij ervaring dat voor de meerderheid onder u de zin « Dit zal niet gemakkelijk zijn » wil zeggen dat het niet onmogelijk is en dat het kan verwezenlijkt worden. En enkel met dit graantje hoop kunnen wij belangrijke projecten ontwikkelen die een voorbeeld zijn van gevoelens en solidariteit.

Dit compañerismo maakt mij fier. Als voorzitster ben ik fier van elkeen onder jullie. Want ik durf zeggen dat wij dezelfde idealen delen, dezelfde dromen. Als ik alleen droom zal het een droom blijven, maar als wij allemaal samen dromen kan het misschien werkelijkheid worden. Zoals Pablo Neruda verklaarde : Ik heb elke dag van mijn leven een droom gehaald uit een andere droom. En die dromen gaan we volgen. Wetend dat wanneer wij ze volgen wij ze kunnen verliezen, maar als we ze niet volgen zijn wij verloren als menselijk wezen. En dat zullen wij nooit laten gebeuren. Omdat wij sinds 45 jaar vrienden van Cuba zijn en het zullen blijven zijn voor minstens nog eens 45 jaar.

Schouder tegen schouder, samen, en dit alles…hasta la victoria siempre.