Cuba Sí 189 – Vertalingen

Cuba Sí 189 – Vertalingen

Vertaling: Freddy Tack

50e verjaardag van de PCC, de Granma en Juventud Rebelde

F. Tack

Op 3 oktober, in het toenmalige teater Chaplin (vandaag Karl Marx), liepen belangrijke gebeurtenissen voor de geschiedenis van Cuba. Een nieuwe partij kwam officieel tot stand, onder de naam van Communistische Partij van Cuba (PCC), men stelt er het Centraal Comité voor en men kondigt de fusie aan van twee dagbladen, Revolución en Hoy, tot één enkel persorgaan, de Granma. Diezelfde dag las Fidel Castro ook de afscheidbrief van Che Guevara, vertrokken naar andere strijdfronten.

Naar een eenheidspartij.

De geschiedenis van een eenheidspartij voor de leiding van de revolutionaire strijd in Cuba gaat ver terug in de tijd, tot de partij in 1892 gesticht door José Martí voor de onafhankelijkheidsoorlog van het land. Enkele jaren later stichtten Baliño, Mella en enkele andere revolutionairen de eerste Communistische Partij (op 16 en 17 augustus 1925 – zie Cuba Sí 184, pp. 12 en 13).

Tijdens de uitwerking van de politiek van de jonge rebellen, na de overwinning van 1 januari 1959, werd de noodzaak van een toenadering tussen de verschillende revolutionaire gevoeligheden zeer snel aangevoeld. De sporadische ontmoetingen tussen leiders van de drie rebellengroepen (de Beweging 26 juli, het Revolutionair Directorium en de Socialistische Volkspartij), een gewoonte van raadpleging bij de belangrijkste problemen, gaan groeien naar een geleidelijke eenmaking.

De eerste stap werd gezet met de oprichting van de ORI (Geïntegreerde Revolutionaire Organisaties), met leidingsstructuren die leiders van de drie organistaies opneemt en met basiscellen op de werkplaatsen en landbouwcentra.. In deze eerste fase, bijna onvermijdbaar in dit soort proces, komen tegenstellingen tot uiting en groeien sectaire houdingen.

Om de fouten recht te zetten richt men een Nationale Leiding op van de ORI en op 22 mei1962 wordt Fidel Castro aangeduid als Eerste Secretaris, Raúl Castro als Tweede Secretaris, terwijl Blas Roca (leider van de PSP) directeur wordt van het dagblad Hoy. De partij versterkt haar posities vooral door een herorganisatie van de basiscellen.

In mei 1963 gaat de ORI zich omvormen tot de Eenheidspartij van de Socialistische Revolutie van Cuba (PURSC). Niet enkel een naamverandering, maar een stap die overeenstemde met de politieke noden van die tijd. Vanaf 1964 gaat de PURSC over tot vernieuwingsvergaderingen en herzien van de mandaten, van de basiscellen tot het provinciaal niveau.

Op 1 oktober 1965 gaat een vergadering door van de leiding van de PURSC, in aanwezigheid van de provinciale en lokale leiders, waar Fidel een naamverandering aankondigt van de partij, en de samenstelling van het Centraal Comité, een Politiek Bureau en vijf commissies (Strijdkrachten en veiligheid, economie, grondwettelijke studies, onderwijs en buitenlandse zaken).

Op 2 oktober vergadert het nieuw Centraal Comité. Het laatste nummer van het dagblad Revolución

maakt de namen bekend van de leden van het Centraal Comité, het Politiek Bureau en de commissies.

Op 3 oktober is er een vergadering van het Centraal Comité en Fidel stelt de vraag : « Wat is volgens jullie de naam die de partij zou moeten dragen ? ». In de zaal wordt geroepen « Communistische ! ». En Fidel roept uit « « Communistische Partij van Cuba ».

Diezelfde dag verklaarde Fidel « Er is een afwezigheid in ons Centraal Comité ». Iedereen besefte dat het ging om Ernesto Che Guevara. En toen las Fidel de befaamde afscheidsbrief van Che, reeds in strijd op andere fronten.

Dit kort overzicht van de oprichting van de PCC geeft een belangrijk element voor de revolutionaire strijd in Cuba : het is niet de oude partij die de motor was van de Revolutie. Het is de strijd van de massas, de stevige steun van een ganse bevolking, die de basis was voor de strijd, en uit deze strijd groeide, doorheen de opeenvolgende fusies van de vooruitstrevende organisaties, de huidige Communistische Partij van Cuba.

1965 – 2015

In 1975 houdt de PCC een eerste Congres. Men legt er de statuten van de partij vast en ook de orientatie van de werking in alle geledingen. Het Congres bestudeert het grondwettelijk proces en keurt een referendum goed over de nieuwe socialistische Grondwet van het land.

Het Tweede Congres (1980) behandelde vooral de verdediging van het land en de economische ontwikkeling.

Het Derde Congres (1986) gaat vooral over het proces van rechtzetting van de fouten.

Het Vierde Congres (1991) buigt zich over de te nemen maatregelen ingevolge de val van het communistisch blok en hoe de « speciale periode in vredestijd » het hoofd te bieden.

Het Vijfde Congres (1997) roept op tot een versterking van de eenheid van de bevolking tegen de heropleving van de economische oorlog, de ideologische subversie en de noordamerikaanse imperialistische bedreigingen (de Wet Toricelli werd aangenomen in 1992, de Wet Helms-Burton in 1996).

Het Zesde Congres (2011) is gericht op de te ontwikkelen strategie om het hoofd te bieden aan de negatieve gevolgen van de eerste decade van de jaren 2000 en de gevolgen van de speciale periode, en ook de te nemen maatregelen gezien de zware ziekte van Fidel Castro.

Dit Congres neemt fundamentele beslissingen voior de herziening van het economisch en sociaal model, met de goedkeuring van Richtlijnen (Lineamientos) voor de Economische en Sociale Politiek van de Partij en de Revolutie.

En vandaag ?

Het leven van de partij staat niet stil en men is bezig met de grondige voorbereiding van het VIIe Congres, gepland voor april 2016. Sinds 12 september hebben de basisstructuren van de PCC, in de wijken en districten, de debatten aangevangen over een bilan van de werking van de Partij tijdens de laaste jaren, en het einde van werkzaamheden is voorzien tegen eind oktober.

Het hoofddoel was de evaluatie van de bekomen resultaten met de toepassing van de richtlijnen goedgekeurd door het VIe Congres en door de Eerste Nationale Conferentie van de Partij (januari 2012).De voornaamste besproken punten waren de rol van de partij in de opvolging van de implemenatie van deze richtlijnen (vooral deze inzake productie van etenswaren, de suikerindustrie, de kwaliteit van de diensten aan de bevolking, de industriële efficiëntie, de investeringen).

Men besprak er ook de resultaten van de ondernomen acties tegen de corruptie, de delicten, de ongelijkheden en de sociale indiscipline. De politiek voor de kaders, de stijging van het ledenaantal bij de Partij en de UJC (Unie van Jong Communisten), de aandacht voor de massaorganisaties en de jongerenorganisaties, de vorming en de opvoeding van de nieuwe generaties, de noodzakelijke arbeid om de subversieve politiek en ideologie te bestrijden, waren ook het onderwerp van talrijke tussenkomsten.

De basiscomités en de gemeentelijke- en districtbureaux hebben hun nieuwe leiders voor de volgende stap verkozen.

Vanaf 31 oktober is hetzelfde proces gestart op niveau van de provinciale instanties van de PCC . Ook hier, zoals bij de basiscomités werden de werkzaamheden voorafgegaan door talrijke uitwisselingen met de militanten, de arbeiderscollectieven, de gemeenschappen, de UJC, de massaorganisaties en andere instellingen. De provinciale vergaderingen gaan de verwezenlijkingen evalueren en ook wat nog ontbreekt in elk gebied inzake de verwezenlijking van de richtlijnen van het VIe Congres en de Eerste Nationale Conferentie.

Deze diepgaande analyses op verschillende niveaux moeten een efficiënte voorbereiding toelaten van het VIIe Congres van de Partij.

Dit VIIe Congres zal de werkzaamheden aanvatten op 16 april 2016, de dag van de herdenking van de 50e verjaardag van het uitroepen van het socialistisch karakter van de Revolutie.

Naast de analyse van de verwezenlijking van de akkoorden van het VIe Congres gaat het Congres van april 2016 ook een analyse maken van de hervormingen voor een betere werking van de politieke en administratieve structuur van het land, gaat de veralgemening bespreken van het nieuw model van werking van de Lokale Organen van de Volksmacht, van het verkiezingsysteem (met de uitvaardiging van een nieuwe Kieswet) en van de inrichting van algemene verkiezingen.

Vijftigste verjaardag van de Granma en van Juventud Rebelde.

Op 3 oktober kondigde Fidel Castro ook de fusie aan van de twee revolutionaire dagbladen, Revolución en Hoy, om over te gaan tot de Granma, officieel dagblad van de PCC.

Op 4 oktober verschijnt het eerste nummer van het nieuwe dagblad, op 12 paginas, met een oplage van 498.784 exemplaren.

De Granma blijft het dagblad met de hoogste oplage in Cuba, met een gemiddelde van 700.000 exemplaren per dag gedurende jaren, en voor sommige bijzondere aangelegenheden soms meer dan een miljoen exemplaren. De problemen van de speciale periode hebben ook de pers getroffen

en de oplage van de Granma daalt dan tot 460.000 exemplaren, om zich vandaag te stabiliseren rond de 500.000.

Op 21 oktober 1965 wordt het dagblad Juventud Rebelde opgericht, het orgaan van de UJC en erfgenaam van de revolutionaire publicaties voor de jeugd in het land.

HISTORIA

Trams in Havana.

« Op 28 april 1952, om 23u22, geeft Guillermo Ferreiro, verantwoordelijke voor de halte, het sein voor het vertrek van tram 388 op de lijn Principe-Avenida del Puerto (P-2). De Chauffeur, Julio Amoedo, doet de bel rinkelen om de start aan te kondigen. De tram doorloopt de straten Carlos III, Reina, Monte en Egido. Hij gaat voorbij het spoorwegstation, richting Havenlaan. En keert daarna terug via dezelfde weg.

« Serrucho », de ontvanger, haalt zorgvuldig de vijf centavos op, de prijs van een rit, bij de reizigers. De som is 75 centavos, slechts 15 passagiers namen de tram.

Op woensdag 29 april 1952, om 00u08, is de tram terug op zijn vertrekplaats. Dit is het einde van de laatste tramrit in Havana.

De gebeurtenis haalt zelfs bijna de pers niet. Geen enkele journalist, geen enkele fotograaf om het einde van een tijdperk bij te wonen. Enkel Samuel Urra, een student in journalisme, en reiziger van de laatste rit, neemt notas voor zijn eindejaarswerk.

Verschillende trammannen wachten de tram op aan de terminus. De jongsten hebben cursussen gevolgd en examens afgelegd als buschauffeur. De anderen zullen in andere activiteiten een job moeten vinden.

Uiteindelijk, bij het krieken van de dag komt Aristides Reyes aan, een fotograaf van « Alerta », die de tram op zijn eindpunt en de bemanning van deze ultieme rit in beeld brengt.

De tram 388 staat tussen de 42 rijtuigen van het tramvervoer van Havana die hem als een erehaag vormen ». 

Dit is een korte versie door Jorge Oller Oller (Cubaperiodistas.cu) van de laatse rit van een tram in Havana.

De geschiedenis van de trams start met de eerste trams getrokken door paarden en muilezels, die in Havana rijden vanaf 1885, en enkele jaren later vervangen worden door stoomtrams.

Het is een canadese maatschappij, « de « Havana Electric Railway », die gedurende de noordamerikaanse bezetting, op 3 september 1901, de eerste electrische tramlijnen uitbaat. Zij gaan geleidelijk de stoom- en diergevoerde trams vervangen.

In 1907 kopen noordamerikaanse ondernemers de meerderheid van de aandelen van de canadese maatschappij en stichten de « Havana Electric Railway, Light and Power Company », met een monopolie niet enkel voor het tramvervoer, maar ook voor de gas- en electriciteitsverdeling in de stad. Zij ontwikkelen nieuwe lijnen en bereiken de uithoeken en de nieuwe wijken van de hoofdstad, met uiteindelijk 142 km tramsporen.

Na de eerste wereldoorlog beslist de noordamerikaanse maatschappij « Electric Bond and Share » haar activiteiten uit te breiden en zij bekomt de controle van de electriciteitsdiensten in Cuba. In 1923 koopt zij uitrustingen in Santiago de Cuba. In 1927 richt een dochtermaatschappij, de « American & Foreign Power Cy », een cubaanse filiale op, de « Compañia Cubana de Electricidad ». De dictator Machado zal alle aandelen overhevelen naar deze nieuwe onderneming.

De Havana Electric staat alleen met enkel zijn trams, en de verplichting om alle verbruikte electriciteitsenergie te betalen. 

De groei van automobielsector en van de petroleummaatschappijen gaat druk uitoefenen voor een overgang naar busvervoer, in staat om om het even welk punt van de hoofdstad te bedienen, zonder rails en zonder electriciteitskabels. De baas van Havana Electric gaat niets meer moderniseren inzake voertuigen en het bedrijf stapelt schulden op, in het nadeel van de aandeelhouders, bijna allen Cubanen of Spanjaarden.

De trams sterven uit en onder de invloed van bedrijven zoals General Motors en Esso winnen de bussen in aantal, terwijl de trams een ouderwets en anachronistisch vervoermiddel worden.

In juni 1950 tekent president Carlos Prio het doodvonnis van de trams, met de teokenning van het stadsvervoer aan het bedrijf « Autobuses Modernos SA ».

Enkele trams eindigen hun loopbaan op het tramnet van Matanzas. Een tram wordt omgebouwd in klaslokaal voor kleuters. Twee andere eindigen in Varadero als verkoopstand voor drank en sandwiches. De rest wordt afgebroken voor de recuperatie van herbruikbare wisselstukken.

Wie herinnert het zich nog ? En nochtans reden trams door de straten van Havana.

Bronnen :

Maylin Guerrero Ocaña : El último dia en que los tranvias circularon por La Habana.

In : Granma, 04/05/2012.

Jorge Oller Oller : Final del Tranvia en La Habana.

In : Cubaperiodistas, 30/06/2011.
F. Tack

CULTURA
Guillermo Rubalcaba.Anne Delstanche
De cubaanse pianist Guillermo Rubalcaba, de vader van de wereldbefaamde jazzpianist Gonzalo Rubalcaba, is op 7 september gestorven in Havana.
Geboren op 10 januari 1927 in Pinar del Rio, in een muzikanten familiie, begint hij zeer jong te spelen met zijn vader Jacobo Rubalcaba, die verschillende instrumenten bespeelde. Hij studeerde aan het Conservatorium O9rbón, waar hij piano, viool, clarinet en saxofoon studeerde, alhoewel zijn voorkeur de piano bleef. Op zijn vijtiende begon hij als vilonist bij het orkest « Ases del Ritmo », en daarna bij het orkest van de radio. In 1964 trekt hij op tour in Afrika, Europa, Noord en centraal Amerika, met het orkest « Jorrín ».
In 1968 speelt hij bij de « Charanga Típica de Concierto », groep die beoogde de traditie te behouden van de « dansón » in zijn originele vorm. Hij werd er uiteindelijk de diercteur van in 1973, en de groep nam de naam Charanga Rubalcaba.
Hij maakte ook deel uit van de « Afro Cuban All Stars », die deelnam aan talrijke festivals in Europa en in Azië, en aan de « Cuban Odyssey » (2002) met Jane Bunnett, een candese jazzmuzikante.
Het is ook in 2002 dat hij de médaille « Alejo Carpentier » krijgt en het diploma « Nicolas Guillén » van de muzikantenorganisatie van de UNEAC. Zijn laatste album zal op 13 september voorgesteld worden.
De dood heeft hem getroffen op zijn 88 jaar, toen hij nog vol was met projecten.
Discografie
VivenciasFundador del saborYo la cubano de soja de PorEl Danzón de la Reina IsabelUn corazón abiertoEntre dos generacionesCon Sello de calidad.
Cubaanse stripverhalen.
« Soñar La Habana » (Havana dromen) is een collectief album van Héctor Saroal, Alexander Izquierdo en Lysbeth Daumont, op bezoek in Brussel voor de uitgave van dit werk. Het huis Autrique is verantwoordelijk voor het project.Het verhaal draait rond het thema van het patrimonium. De auteurs bekijken de culturele omgeving van de stad en linken er verhalen aan. Het boek is het werk van het Laboratorium voor de productie van stripverhalen, een project in samenwerking tussen Wallonie-Bruxelles International en het Bureau van de Historicus van Havana. De zetel ervan is gelegen in het vroegere paleis van de Contes de San Esteban de Cañongo, waar ook het enige museum gespecialiseerd is stripverhalen is ondergebracht. 
Stripverhalen werden in Cuba gestart tijdens de noordamerikaanse interventie, als kritiek inzake het dagelijks leven onder de invloed van de Verenigde Staten. Dez strips werdeen toentertijd in de dagbladen opgenomen. Meer dan 400 personnages van stripverhalen waren toen bekend, zeer populair en vol met de typische cubaanse humor.
Het dagblad Hoy, orgaan van de toenmalige Partido Socialista Popular, nam aldus verhalen op zoals het leven van Julio Antonio Mella door Horacio Rodríguez. De stripverhalen illustreerden de armoede en het leed van de cubaanse samenleving onder de misbruiken van de verschillende regeringen uit die tijd. Een voorbeeld is de strip « Pucho y Luis y sus amigos », getekend door Virgilio Martínez en Marcos Behemaras voor het clandestien tijdschrift « Mella », dat verscheen in de Sierra Maestra waar het rebellenleger van Fidel Castro zich bevond.
De eerste themas waren vooral historisch. In 1970 verschijnt het personnage van Elpidio Valdes van Juan Padrón, het meest populaire stripverhaal (en later tekenfilm) in Cuba. Andere verhalen draaien rond science fiction. En daarna kwamen andere themas gericht op jongeren.
In de jaren ’90, wegens gebrek aan papier, werd de uitgave van strips op een laag pitje gezet. Vanaf 2004 herbeginnen meerdere uitgeverijen met de productie van stripverhalen, waar ze vroeger vooral in kranten werden opgenomen. Heden voeren meerdere cubaanse instellingen inspanningen om de cubaanse stripverhalenwereld in leven te houden, o.a. met de steun van belgische, mexicaanse en duitse verenigingen.

EL BLOQUEO
Blokkade : Cuba 191 – Verenigde Staten 2.
Op 27 oktober hebben 191 landen, van de 193 lidstaten van de UNO, voor de resolutie gestemd neergelegd door Cuba over de « Noodzaak de economische, commerciële en financiële blokkade door de Verenigde Staten van Amerika aan Cuba opgelegd op te heffen ». Twee landen stemden tegen : De Verenigde Staten en Israël. Geen enkel land heeft zich onthouden.
Het was de 24e keer dat Cuba een resolutie neerlegde tegen de blokkade. De allereerste keer, in 1992, steunden 59 landen Cuba en hebben 71 zich onthouden. In 2014, wanneer de stemmen voor gegroeid zijn tot 188, zijn er nog drie onthoudingen. Dit jaar, alhoewel sommigen een onthouding door de Verenigde Staten hadden verwacht, is de stemming zonder de minste twijfel : de internationale gemeenschap verwerpt de blokkade. In gans de geschiedenis van de UNO heeft geen enkel omstreden onderwerp door een staat voorgesteld een dergelijke steun gekregen van de andere landen.
Dit jaar had de stemming ook een speciale betekenis. Het was de eerste stemming na de opening van onderhandelingen tussen Cuba en de Verenigde Staten, aangekondigd op 17 decembre 2014, en na het herstel van de diplomatieke betrekkingen in juli 2015. Sindsdien , op enkele maatregelen genomen door president Obama (zie Cuba Sí 186, p.6 en in dit nummer het artikel over de betrekkingen Cuba-VS), blijft de blokkade zonder beperking van toepassing.
Volgens het verslag door Cuba voorgesteld vóór de stemming, lopen de verliezen opgelopen gedurende meer dan een halve eeuw, en rekening houdend met de fluctuaties van de waarde van het goud, op tot 833.755.000 $.
Voeg hieraan toe de extraterritorialiteit van de blokkade, nog bevestigd door de boetes aangerekend aan derde landen (recent nog de Commerzbank in Duitsland en de Crédit Agricole in Frankrijk), en die een flagrant voorbeeld zijn van de verkrachting van het internationaal recht. Een groot deel van de schade is moeilijk te berekenen, want naast de meerkost om verafgelegen markten te benaderen, en de miljoenen dollars verloren wegens niet uitgevoerde uitwisselingen, uit vrees voor de sancties, is er nog de onmogelijkheid voor Cuba om producten te verkopen op zijn belangrijkste nabijgelegen markt.
Het verslag voorgesteld door Cuba (beschikbaar op talrijke cubaanse websites in het spaans, engels of frans) herneemt de maatregelen genomen door Obama en hun beperkingen, evenals de prerogatieven waarover hij beschikt om de blokkade af te zwakken zonder langs het Congres te moeten gaan. Het verslag herneemt de schade ondergaan door het cubaanse volk inzake gezondheid, onderwijs, sport, cultuur en het recht op ontwikkeling. Het geeft voorbeelden inzake internationale handel van Cuba en buitenlandse investeringen, en ook voor de financiën van het land. Een laatste luik behandelt de verkrachting van het internationaal recht en de extraterritorialiteit , om te eoindigen met een stuk over de oppositie tegen de blokkade in de Verenigde Saten zelf en bij de internationale gemeenschap.
Gedurende de debatten van de 70e Algemene vergadering van de UNO (28/09-03/10/2015) hebben 50 vertegenwoordgers uit de vijf werelddelen de blokkade veroordeeld als anachronisch, onrechtvaardig, rem op de ontwikkeling, daad zonder reden, overblijfsel van de koude oorlog en versmachting van het cubaanse volk. Op 27 oktober hebben verschillende woordvoerders de positie van Cuba gesteund : de president van Iran in naam van de beweging van de Niet-Gebonden landen, de vertegenwoordiger van Ecuador in naam van de CELAC, de vertegenwoordiger van Zuid-Afrika in naam van de 77 en China, de vertengwoordiger van Sierra Leone in naam van de afrikaanse staten, de eerste minister van Jamaïca in naam van de CARICOM, de vertegenwoordiger van Paraguay in naam van de MERCOSUR, en ook de vertegenwoordigers van Vietnam, Venezuela, India, Algerije, Brasil, China en Bolivia.
Na de tussenkomst van Bruno Rodríguez, cubaans minister van Buitenlandse Zaken, heeft de bestendige vertegenwoordiger van de VSA verklaard dat de normalisering van de betrekkingen jaren zal vereisen en dat het lamentabel was dat Cuba een gelijkaardige resolutie voorstelde als de vorige jaren. Volgens hem willen de Verenigde Staten een samenwerking met Cuba in het voordeel van beide landen en van het werelddeel. Inzake rechten van de mens en fundamentele vrijheden voorallen in Cuba, zullen de VSA verder de banden tussen de twee volkeren bevoordeligen. Hij eindigde met de mededeling dat de VSA de resolutie niet zou steunen, en dat zij het spijtig vonden dat Cuba kiest voor de jaarlijkse tussenkomst. Het antwoord van de internationale gemeenschap was duidelijk : 191 – 2.
In zijn toespraak en zijn persconferentie drukte Bruno Rodríguez zijn ontgoocheling uit inzake de stemming van de Verenigde Staten. Hij verklaarde dat de motivering zonder inhoud was, en dat zolang de werkelijkheid erin bestaat de blokkade strict en concreet toe te passen, de Algemene Vergadering ze verder zou veroordelen. « Hij voegde eraan toe:l « Het is niet de resolutie die moet veranderd worden, maar wel de toepassing van de blokkade », want sinds de aankondigingen van 17 december is er geen enkele grondige wijziging doorgevoerd inzake de praktijk van de blokkade.Rodríguez voegde er nog aan toe dat 77% van de Cubanen slachtoffer zijn van de blokkade sinds hun geboorte.Hij benadrukte dat de opheffing van de blokkade een essentieel bestanddeel zal zijn om een zin te geven aan de geboekte vooruitgang inzake relaties tussen de twee landen gedurende de laatste maanden, en dat de opheffing het ritme zal bepalen van de normalisering.
Freddy Tack

ADIÓS
JORGE RISQUET 06/05/1930 – 27/09/2015.
Zoon van tabaqueros (tabakarbeiders) met communistische sympathieën en sociaal geëngageerd, gaat Jorge Risquet reeds op zijn 13e, in 1943, toetreden tot de Cubaanse Revolutionaire Jeugd, de jongerenbeweging van de Partido Socialista Popular (PSP-de toenmalige communistische partij). Twee jaar later is hij verkozen voor het uitvoerend comité van de vereniging. Hij gaat er talrijke functies uitoefenen, o.a. directeur van het tijdschrift « Mella », organisatiesecretaris en algemeen secretaris van het Nationaal Comité. Zijn inzet en zijn acties zullen hem meer dan één arrestatie en veroordeling kosten.
In 1953 neemt hij deel aan het Wereldfestival van de Jeugd en de Studenten in Bucarest (Roemenië), waar hij kennis maakt met Agosthino Neto, de toekomstige president van Angola. Op dat ogenblik kon niemand zich inbeelden welke rol hij jaren later zou spelen in Afrika en vooral in Angola.
In 1954, als vertegenwoordiger van Cuba en Latijns Amerika, neemt hij deel aan het inrichtend comité van de Wereldfederatie van de Democratische Jeugd, in Guatemala, waar hij Ernesto Guevara ontmoet, die vriend geworden was van Ñico Lopez, een jonge cubaan in ballingschap.
Onder de dictatuur van Batista.
Na de staatsgreep door Batista neemt hij onmiddellijk deel aan de clandestiene weerstand in Havana. Aangehouden, slaagt hij erin de Sierra Cristal te bereiken in de provincie Oriente, waar Raúl Castro het tweede front had geopend. Hij wordt er de verantwoordelijke voor de politieke vorming van de rebellen. Op 1 januari 1959 trekt hij Santiago binnen met de rebellencolonnes van Fidel en Raúl.
Na de revolutionaire overwinning.
Na de overwinning wordt hij de verantwoordelijke van het Cultureel Departement van de Revolutionaire Strijdkrachten (FAR) in Oriente, belast met de politieke vorming. Van 1959 tot 1961 voert hij verschillende politieke opdrachten uit en is chef van de militaire operaties. In 1961 vraagt Che Guevara, toen minister van Industrie, aan Risquet hem te helpen bij zijn plannen voor de suikerindustrie, met de beweging van de miljonairs (suikerrietkappers die meer dan een miljoen arobas kappen) en bij de invoering van de eerste rudimentaire machines voor het kappen. Dit laatste aspect noodzaakte politieke uitleg en opklaringen bij de macheteros, historisch weerstanders tegen elke invoering van machines, uit vrees voor hun job.
Hij sluit aan bij de ORI zodra na hun oprichting(Geïntegreerde Revolutionaire Organisaties, een fusie van de drie organisaties die tegen Batista hebben gestreden : de Beweging 26 Juli, het Revolutionair Directorium en de PSP). Als veteraan van de PSP speelt hij er een belangrijke rol in de oppositie tegen het sectarisme van enkele leiders van zijn vroegere organisatie.
In 1962 gaan de ORI over in de PURS (Eeenheidspartij van de socialistische Revolutie) en R!isquet is er één van de leiders van in Oriente. Wanneer in 1965 de PURS de Communistische Partij van Cuba (PCC) wordt zetelt Ridquet in het centraal Comité van 100 leden. Van 1973 tot 1990 werkt hij op het secretariaat van de PCC en van 1980 tot 1991 in het Politiek Bureau.Hij is tevens één van de verkozenen voor de Algemene vergadering van de Poder Popular.
Risquet en Afrika.
Op 26 juli 1965 licht Fidel Tisquet in dat Che Cuba heeft verlaten voor een geheime militaire zending in ex Belgisch Congo. Ondertussen vroeg Alphonse Massamba-Débat, de president van Congo Brazzaville, de hulp van Cuba om de onafhankelijkheid van zijn land te verdedigen. Een maand later vertrekt Risquet met 260 cubaanse militairen, het Internationalistisch Bataljon Partrice Lumumba, voor een op)dracht van militaire bijstand. De Cubanen steunen er ook de militaire vorming van strijders van de MPLA, die vechten voor de onafhankelijkheid van Angola. Het zal het begin zijn van een politieke en militaire samenwerking met als hoogtepunt het zenden van duizenden strijders om zich te verzetten tegen Zuid Agfrika in zijn poging tot invasie van Angola en tegen de bezetting van Namibia.
In januari 1967, bij zijn terugkeer in Cuba, wordt Risquet benoemd tot Minister van Arbeid.
Van 1975 tot 1979 is hij verantwoordelijk voor de burgerlijke internationalistische zending van Cubanen in de Populaire Republiek van Angola. Hij zal tot 1991 de belangrijkste medewerker zijn van Fidel en raúl inzake Angola. In die rol moet hij niet alleen strijden tegen de Zuid-Afrikanen en hun noordamerikaanse gealliëerden, maar moet hij ook soms ingaan tegen de sovjetvertegenwoordigers, niet altijd op dezelfde lijn met het cubaans engagement in Afrika.
Risquet staat ook aan het hoofd van de cubaanse delegatie tijdens de onderhandelingen voor de vrede in zuid-west Afrika vanaf 1988 (met Zuid Afrika, de Verenigde Staten, Cuba en Angola). Eind1988 hadden de cubaanse en angolese troepen de zuid-afrikaanse invasie in Cuito Cuanavale stopgezet en de cubaanse colonnes trekken naar de grenzen van Namibia.
Tijdens de vergadering van Caïro stelt Risquet met ironie de rol van Zuid Afrika aan de kaak. Hij verklaart : « De tijd van militaire avonturen, van ongestrafte agressies, van het uitmoorden van vluchtelingen zoals deze van Cassinga in 1978, en andere gelijkaardige daden tegen het broedervolk van Angola, is een tijd die voorbij is… Zuid Afrika moet begrijpen dat zij aan deze onderhandelingstafel niet zal bereiken wat zij op het slachtveld niet kon halen… ».
De naam van Risquet blijft voor altijd gebonden aan de geschiedenis Angola. Hij was de vertyrouwensman van Fidel voor Angola, sinds 1975, wanneer de eerste cubaanse soldaten aankomen om het land te verdedigen tegen de zuid-afrikaanse invasie (gestart met het akkoord van de Verenigde Staten), tot in 1991, waneer de laatste cubaanse militairen terug thuis zijn.
Cuba heeft een groot man verloren, vriendelijk, iedereen kennend, altijd klaar voor een mop, een uitzonderlijke persoonlijkheid. Een trouwe verdediger van de Revolutie, een grote leider, een overtuigde internationalist, fidelist tot de laatste dag van zijn leven.
Freddy Tack